Mengelwerk.

hier vaak onder in de massa. Men is er niet genoegzaam op bedacht, dat de aanleg en de krachten van elk kind verschillend zijn en eene dien overeenkomstige leiding en ontwikkeling behoeven. Men vergeet maar al te zeer, dat de opvoeding , in de eerste jaren van het kinderlijk leven genoten, de grondslag moet zijn, waarop het stelsel van onderwijs en opvoeding in een volgend tijdperk van het leven moet gevestigd worden, en men verliest maar al te zeer uit het oog, dat het onderwijs, in de tweede levensperiode verstrekt, slechts het middel is om beschaving deelachtig te worden, een beschaving, die den mensch eerst tot mensch in zijne edelste beteekenis stempelt.

Is dit zoo — 't geen zeker geen tegenspraak zal vinden — dan begrijpt men hoe verkeerd het is, de school als de plaats te beschouwen, waar, het kind slechts kennis en verstandelijke ontwikkeling deelachtig kan worden, zonder dat zijn zedelijk-sociale zijde er behoeft aangekweekt te worden. Dit wanbegrip heerscht nog bij het meerendeel der ouders en — mag ik het zeggen — ook bij niet weinig onderwijzers. Van daar dat jagen en haasten van de eersten, om het kind toch zoo spoedig mogelijk „ iets te laten leeren. "

Aan die noodlottige zucht der ouders wordt maar al te vaak door zich noemende paedagogen voedsel gegeven. Zij streelen de ijdelheid en voeden de onkunde van vele ouders door het aanleeren van allerlei kundigheden, die geenszins gelijken tred met de verstandelijke ontwikkeling der kinderen houden, noch als uitvloeisels daarvan moeten beschouwd worden, maar die bloot als geheugen-oefeningen in het kinderlijk brein ingestampt, daar werkeloos blijven of, wat nog slimmer is, veelal tot overspanning en verzwakking van het nog niet geheel ontwikkeld orgaan van het denkvermogen leiden. Zulk een drijven en onoordeelkundig handelen ontwaart men veelal in de inrichtingen voor opvoeding