Mengelwerk.

het proces der verrijking van het geestesleven verkorten. Eerst in de taal is het middel gegeven om hetgeen het individu aan geestesinhoud bezit, tot gemeengoed te maken en de nakomelingen op de schouders van het voorgeslacht te doen staan. Zonder haar zou de schat der ervaringen , die sedert duizenden van jaren door de menschheid zijn opgezameld , niet ten bate der later levenden kunnen worden voortgeplant; er zou geen geschiedenis wezen, omdat de kennis van het verledene zou ontbreken. En omdat alzoo ieder afzonderlijk weten niet zou kunnen worden samengevat, overzien, tot een geordend geheel samengevat, zou er ook aan een wetenschap, d. i. aan een kort begrip van hetgeen men weet, niet kunnen gedacht worden , nog veel minder aan een philosophie, die zich vastknoopt aan het door ervaring verkregen weten en die tot de hoogste levensvragen ach verheft, of aan een kunst, die met har< scheppingen zich aansluit aan het innerlijk geestesleven van den mensch en buitendien nog bijzondere mechanische vaardigheden ter harer uitoefening vooronderstelt.

Keeren wij thans tot de bovengestelde vraag terug: „wat zouden wij zijn zonder geheugen"? dan zal het antwoord daarop nu niet moeilijk zijn. Zonder geheugen zou ons geheele physieke leven , zoowel als dat des geestes, op den laagsten dierlijken trap moeten blijven staan. Niet alleen zouden de eenvoudigste mechanische verrichtingen en vaardigheden onmogelijk wezen, maar er zouden zich ook geen vaste voorstellingen vormen , die aan ons geestesleven eerst een bepaalde orde schenken. Er zou geen verstaan van een nieuwe ervaring zijn, omdat de vergelijking met de vroegere ontbrak ; geen oordeelen , geen samenhangend denken in het algemeen , omdat de uitvoering van zulke verrichtingen en de aard dier uitvoering steeds bepaald wordt door hetgeen vooraf in de ziel is gevormd en hoe het zulks