Mengelwerk.

alleen het reeds bekende weder te voorschijn roept. Zoo ontvangt iedere voorstelling een vaststaand quaJitatief, dat zich als het ware als de rekenkunstig middelevenredige, als het gemiddelde der vele afzonderlijke gelijke waarnemingen vertoont. Daardoor alleen wordt het mogelijk, dat wij van de dingen en gebeurtenissen der buitenwereld yaste voorstellingen verkrijgen, waarvan de indruk bij de afwisseling van verschillende waarnemingen en te midden der daarbij zich voordoende nevenomstaudigheden, bij een graad van sterkte en duidelijkheid wordt onderhouden en tot een bepaalde vaste orde van ons geestesleven leidt. Wij zouden ons daarentegen nooit aan den sterken stroom der gewaarwordingen ontworstelen , wanneer iedere voorstelling afhankelijk bleef van de massa op ons aandringende gewaarwordingen , die ons nu eens sterker aangrijpen en bepaald en zuiver te voorschijn treden, dan weder zwakker en door Qevenindrukken verduisterd zich toonen. Ons geestesleven zou alsdan zich in gestadige wanorde bevinden. Bij de eenvoudige , in de ziel bevestigde indrukken komen nog vele andere, ongelijksoortige, die met de eersten zich verbinden en waardoor het beeld der buitenwereld in onze ziel meer en meer in volkomenheid wint. Op deze wijze komen wij tot ervaringen, d. i. tot het geheel van al de waarnemingen en opvattingen , die de buitenwereld ons aanbiedt. Wij verkrijgen een weten van hetgeen buiten ons geschiedt en daardoor een aanknoopings- en vergelijkingspunt voor alle nieuw bijkomende ervaringen. Want hoe sterker enkele der Verkregen voorstellingen of zekere groepen daarvan door gedurigen terugkeer in het bewustzijn worden, des te grooter aantrekkingskracht oefenen zij op gelijksoortige voorstellingen uit: dan ontstaat de opmerkzaamheid, de Vatbaarheid om een vermeerdering van de voorhanden voortellingen te verkrijgen en daarmede gaan verdere ontwik»