Mengelwerk.
der meest gewone verrichtingen heeft. Zonder dat zou de mensch nooit tot het vrije gebruik zijner ledematen, tot heerschappij 'over zijne spieren enz. geraken ; de bevrediging der eenvoudige, natuurlijke behoeften zou' hem niet gelukken , het zou hem in het algemeen onmogelijk zijn te leven. Het blijft daarbij volkomen hetzelfde, of ons bij de uitoefening eener werkzaamheid de eerste indrukken daarvan voor den geest staan of niet — genoeg, dat zij zich werkzaam betoonen. Ja , bij het verkrijgen van vaardigheden is het zelfs noodzakelijk , dat wij ons niet meer behoeven te herinneren aan ieder der ontvangen indrukken in het bijzonder. "Wel moet het kind , dat een taal te spreken of de piano bespelen of dansen leert, de aan te nemen houding der spraakorganen , der vingers , der beenen en de opeenvolging der uittevoeren bewegingen zich eerst in het geheugen terugroepen: bij den vluggen spreker, speler en danser werken al die indrukken onbewust; de verrichting is hem, zoo als men zegt, tot een gewoonte geworden. En dat wij ons uit onze vroegste kindsheid zoo weinig of in het geheel niets weten te herinneren , wijst hierop , dat het geheugen hier nog onbewust en naar den aard der gewoonte werkzaam is.
Wenden wij den blik van het physieke naar het zuiver geestelijke leven , dan springt ook hier de beteekenis van het geheugen zeer spoedig in het oog. Terwijl de gewaarwordingen, die de zinnen ons mededeelen, in onzen geest blijven, vormen zij vooreerst de kern, waaromheen alle latere afzonderlijke gelijksoortige waarnemingen, evenals bij de kristallisatie in de chemie , zich groepeeren , waaraan zij zich aansluiten. Iedere nieuwe gelijksoortige gewaarwording , die zich vasthecht aan de voorstelling, die reeds in de ziel is bevestigd, doet zich slechts als een bijzonder geval daarvan voor, dat niets wezenlijk nieuws aanbrengt, maar