Mengelwerk.
553
de zucht naar spoedige en groote vorderingen niet voor de eenige oorzaak in dezen te houden. Zeker is zij evenwel eene voorname oorzaak. Niets is natuurlijker, dan dat de onderwijzer den ouders zijner leerlingen genoegen wenscht te geven, en hierin is zeker op zich zelf niets kwaads gelegen. Maar verreweg het kleinste deel der ouders hebben eenig juist begrip van het doel van het schoolonderwijs en van de vereischten der leermethode. Bijna algemeen is het hun wensch, dat hunne kinderen maar zoo spoedig mogelijk vooruit komen, en hier en daar handelt wel eenig lid van het schoolbestuur in denzelfden geest. Ligt is die drang van buiten van eenigen invloed; want — andere zaken, die hier in aanmerking kunnen komen, daar gelaten, —■ niet altijd staat den onderwijzer, al kent hij overigens zijne roeping, het groote doel van het onderwijs met dezelfde levendigheid voor oogen. Men mag het er voor houden, dat menig onderwijzer, die aanvankelijk den waren weg betrad, naderhand door vreemden invloed daarvan is afgeweken. Bij anderen ligt een gebrekkig inzigt in het doel en den aard hunner taak aan hunne verkeerde handelwijze ten gronde. Een jongeling, die als kweekeling zijne loopbaan als onderwijzer begint, komt er al ligt toe, de opeenhooping van vele en veelsoortige kundigheden voor eene zaak van groot gewigt aan te zien. Wel worden er aangetroffen , die in de diepte van hun bewustzijn een hooger doel voor de opleiding van den mensch iets duidelijker ontwaren; en de enkele vonken, uit de wisseling en wrijving van denkbeelden omtrent des onderwijzers roeping bij dezen ontsprongen , grijpen al spoedig rondom zich en worden in hen tot eenen verwarmenden, ja, — maar zij worden voor hen ook tot eenen verlichtenden