Mengelwerk.

551

in het vervolg meer te stade komen, dan eene door oefening verkregene vaardigheid in het vergelijken der hoeveelheden ? Zou dat werktuigelijk lezen, zoo hij daarbij geene woord- en zaakkennis en geen ontwikkeld gevoel van de zamenstelling van volzinnen en perioden voegt, of niet geleerd heeft op verband en zamenharig te letten, hem werkelijk van veel dienst kunnen zijn?

De schade, die de leerlingen op deze wijze lijden, spruit eigenlijk niet voort uit hetgene hun gegeven, maar veel meer uit hetgeen hun onthouden wordt. Te veel gegeven wordt hun eigenlijk niet. Op scholen, waar eene betere methode gevolgd wordt, komt men op den duur tot geene mindere hoogte, en ook daar worden de leerlingen met een aantal zaken en bijzonderheden bekend gemaakt; maar daar zijn deze, in innig verband met het geheel, in het onderwijs opgenomen, en bekomen daardoor waarde en beteekenis. Ook in de bespoediging van het onderwijs in dit of dat leervak ligt nog de grootste schade niet, maar daarin, dat de gansche inrigting van het onderwijs onder die zucht naar spoed en blinkende resultaten lijdt. Geheel het onderwijs wordt oppervlakkig en dient noch om verstands-ontwikkeling te bevorderen, noch om zedelijken ernst aan te kweeken. Het verwondere niemand, dat wij de zedelijke vorming op deze wijze met het onderwijs in verband brengen. Zeker is verstands-ontwikkeling nog iets anders, dan vorming des harten; maar daaruit volgt volstrekt niet, dat er tusschen die beide geheel geen verband zou bestaan. Wanneer de leerling aan naauwlettende opmerkzaamheid en met zijne jaren overeenkomstige inspanning zijner geesteskrachten gewend wordt, en zoo op sommige punten tot helderheid komt; dan geraakt in hem de