SIENTJE.

[e woudt er wijn en water in hebbe, net als een groot mensch. Nee, zei Vader, niet vóór je tien bent. Toen werd jij driftig en koppig, en zei : als je geen wijn mocht, dan wou je 't glas óok niet. En je smeet 't an gruzelementen. Maar toen je tien was, toen mocht je op je verjaardag wat wijn en water, en toen zei je tegen me: Sien, das jammer dat ik dat glas van tante heb stuk gesmete.

Wille m. — En toen gaf jij me een nieuw !

Sien. — Ja, toen gaf ik je een nieuw. Dat ging makkelijk genoeg. Maar als je nou over een paar jaar de roeping zoudt voelen, maar je bent dan géén dominé, dan kan ik 't je niet net zoo gauw make, als ik 't glas voor je koope kon. Dan heb je den wijn. maar 't glas heb je an stukken !

Wille m. — Sien !

Y a n H. — (onwillekeurig). Bravo! Sien !

Sien. — Ja. nü is 't «bravo Sien« — en strakjes

mocht ik me er niet mee bemoeien.

Wille m. — Maar als de roeping niet komt. — Sien. — Dan heb je 't leege glas toch in elk

geval ! En dan ga je . . .

V a n H. — Nooit! Wille m. — Vader !

Sien. — Wel, heb ik nu ooit! — Moeten je nu al gaan kibbelen over wat je over 'n jaar of . . . (tot Wim) Hoelang moet dat nog dure, eer je er heelemaal mee gedaan hebt?!

Wille m. — Drie jaren op zijn minst !

S t e n. — Verbeeldt je nou ! Daar hebt je 't waarachtig alweer. Da's nou net als zoo dikwijls. De menschen zouden de helft niet zooveel krakeele, als zc zoo'n haast niet hadden om 't te gaan doen over dal wat ze zelf misschien nooit zullen beleve. Denkt U. dat ik nu met den groenteboer er al over kibbel, dal ie me van den winter geen kleiaardappels voor zand aardappels verkoope moet! — Als-t-ie me nóu maai m'n gewicht geeft, wat zegt-u, juffer Marie ?

Marie — (aan 't bujjet.) Onze feestdrank is klaar Wil je eens proeven, Sientje, of-t-ie goed is ?

Sientje. — Als U maar gedaan hebt naar 't re cept. Genoeg water bij den wijn, en niet te vee kruien. Enkel wijn is voor die stijfhoofdige manner niks goed !

Willem. Sien. Sien. — Ze moeten jou tot I.id van de Kamer of beter nog tot Minister maken.

Van H. — (nu pogend ook opgeruimd te doen.) Dan kwamen ze, met zoo'n praatmoer, heelcmaal niet klaar.

Sien. — Met hoeveel mannen moet zoo'n Minister 't klaar spele ?

Marie. — Honderd geloot ik.

Sien. — Das niet om te doen. Ik heb hier met twee al m'n handen zoo vol. Of weten ze in Den Haag elkaar beter te ontzien-; als ieder z'n eigen meening wil doorzetten ? —

Willem — (ingaand op de scherts.) — Nee, ze vliegen elkaar in 't haar en dan stemmen ze, naar de meerderheid.

Sien — (inschenkend) Wel, wij stemmen ook mee, niet juffrouw Marie ? ! En dan stemmen wij voor 'n vroolijken avond ter eere van den candidaat en geen muizenissen over de toekomst. Wordt jij maar wat je wilt, Wim, als je 't maar goed doet; — en 't ernstig meent. Beter 'n goeie keukenmeid dan 'n slechte naaister, zei m'n moeder tegen vader, toen die me niet achter den kachel wou zien, waar ik meer van hield dan van stil zitte naaien. — (Geeft glazen) Op je gezondheid m'n jong. — (Vader wil eerst niet meeklinken.) Willem — (gaat naar hem toe) Vader ! Van H. — (zacht tol hem) Als je 't niet wordt, 't kost me 'n stuk van m'n leven, jongen !

Willem. — En mij, als 't moet tegen m'n roeping, m'n hèèle leven, Vader.

S i e n. En das meer dan 't stuk van 't Uwe

Maar gaan we nou opnieuw zeure, of drinken wc z'n gezondheid ? —

V a n H. — (klinkt) (Heel innig nu toch.) Je gezond beid, m'n jongen.

S i e n. — Zoo mag ik 't hooren ! Marie. — En de gezondheid van Sien. Sien — (wegloopend.) Wacht nou daarmee tot il m'n jubeldelé hier vier! 't Jubeldelé van de bemoeial! — (Af.)

(Vader, Marie, Willem klinken in stille ontroering) - (Gordijn) -

26