SIENTJE.

S ie n t j e. — En wat is dat nou eigenlijk ? — Is dat non zooveel als halfweg-dominé?

Van H. — (glimlachend.) Juist. Halfweg!

Sientje. — Nou, wie heeft gelijk gehad, dat er zoo iets achter stak. en dat 't niets was om ongerust van te wezen ? Maar wie wou. met alle geweld, ongerust zijn ?

Van H. — Ik beken me schuldig, Sien. Denk maar : ik ben een oud man, die veel ondervonden heeft. — En ik zie dus gauw den zwarten kant van de dingen ! 1

Sientje. — Hoor hèm ! — Een oud man. nog geen vijftig ! En veel ondervonden ! Ben ik misschien een jong kuiken van 18, en heb ik niets ondervonden ? — Maar al weet je dat er veel narigheid in de wereld is, moet je daarom altijd met de deur op een kier staan om ze dadelijk binnen te laten ? — Laat ze bij mij maai- tweernt] bellen.

(Er wordt gescheld.) — Nee, nou ga ik eerst opendoen. Want dat is de narigheid niet, maar de vroolijke jeugd. En die kun je niet gauw genoeg binnenlaten ! —

6e lOONEEL. De v o r i g e n zonder S i e n t j e.

M a r ie — (gaat naar v. H. toe.) Opgelucht, Vadertje? Daar zal ie wezen !

7e TOONEEL. V a n Hout h e m, M a r i e, S i e n t j e.

Sientje — (weer binnen.) Mis. — 't Is meneer

Visser, de diaken, die wou mijnheer even —

M a r i e. — Hoe kon ie nou zoo ongelegen — — V a n H. — (vergoelijkend.) Hij kon toch niet weten — Sientje — (eveneens.) Hij krijgt de krant ommers

pas morgenochtend ! — Dus maar binnen laten ? —

In uw eigen kamer ?

\ a n H. — Ja. — En, waarschuw me, als Wim

komt. (Af.) — (Sien ook af.)

8e TOONEEL.

M a r i e (alleen.)

M a r i e — (wacht even. Schelt dan.) (Sien op.)

9e TOONEEL. M a r ie, Si e n t j e.

M a r i e. — Sien, wat kunnen we nou eens klaar maken om met Wim feest te vieren ?

S i e n — (nu ernstiger.) Casueel, dat meneer Visser juist komen moest !

M a r i e. — Waarom ... casueel ? Ik zou zeggen —

heel vervelend.

S i e n. — Nou ja. — Maar casueel. — Weet u wie ik net zie ankomme. terwijl ik de deur achter 'm wou dicht doen ?

M at i e. — Willem toch niet ?

Sien — (zacht.) Willem — lui daarom zeg ik : casueel. Want hij wou eerst met U praten !

Marie — (verschrikt.) Wat kan dat beduiden ?

S i e n — Zeker minder punten gehaald als ie voor Vader zou willen, he !

Marie. — 't Zal toch geen fout zijn in de krant. Dat-ie gezakt is.

S i e 11. — U denkt zeker: Sien had de deur op een kier, en dus is 't ongeluk binnen gekomme !

Zou U niet eerst eens hooren. water is!? — Daar heb je 'm al!? — de dominé-op-halfweg !

(Zij maakt zich in de kamer te doen, met de thee, zonder dat de anderen op haar letten. Als zij genoeg weet, gaat zij af.)

10e TOONEEL. Wille m, M a r i e, S i e 11 t j e.

Marie — (dwingt zich om Willem niets van haar onrust te laten merken. Hartelijk) Dag Wimpie. Hartelijk geluk ! We zijn zoo opgelucht, — 't was zoo'n verrassing toen we 't in de krant lazen !

Willem — (eveneens gedwongen, kust haar.) Ja, die was me vóór. De communicatie met Utrecht is hier alles behalve vlug. — Vader heeft iemand bij zich ?

Marie. — Meneer Visser. Even maar. Hij wou gewaarschuwd worden zoodra je er zijn zoudt. Ik zal —

Willem. — Nee. — Stoor hem niet. De avond is immers nog lang genoeg.

— (Pauze.) —

M a r i e. — We waren heel ongerust over je lange stilzwijgen.

Willem. — Ik wou eerst zeker zijn. M a r i e. — Erg blij nu ?

Willem. — Ja — dat dit achter me ligt. — (met. een diepen zucht) 't Heeft moeite gekost.

Marie. — Is 't examen zoo moeilijk? — Tegengevallen ? !

Willem. — Meevallen doet dat nooit! (Pauze.) Vooral niet — als je er niet meer met hart en ziel bij bent, bij je studie !

Marie — (zoekend.) Hoe-bedoel-je ?

Willem. — Als je andere dingen, andere gedachten, andere idealen door 't hoofd spoken !

Marie — (a.v. — Eenvoudig.) Ben je verliefd?

-1