SIENTJE.

zoo knap Van werd, en over 't heilige beroep, en toen dat niet hielp : dreigementen — Dan moest-ie dadelijk naar 'n kantoor. — —

M a r i é. — Gunst, Sientje, dat weet ik immers alles.

Sientje. — Best. Maar waarom vergeet U dan hoe 't afliep ? — Wie heeft Wim bewerkt, dat-ie-óp 't gymnasium zou blijve, al wist ik niet eens waar dat lag, of wat ze er uitvoerden, alleen dat de arme jongen er ijselijk 't land had? Was dat m'nheer, of was ik dat? En dce ik dat met geleerdigheid ? — Ook niet. Maar weet-u-wat-ic-zei, Wim: »Sicn,« zeid-ie : »jij hebt meer gezond verstand, dan de halve wereld bij elkaar.« En daar had-ie schoon gelijk in! —

Marie — (lachend ondanks zich zelf). Jij houdt ook niet van je zelf een pluim op je hoed zetten, hè!?

Sientje. — 'n Hoed! — Die draag ik alleen als ik uitga — en vandaag is 't m'n dag niet. En nu ga ik eens gauw 't theewater hale. Dat zal wel van de kook zijn, met al m'n gepraat.

M a r i e. — En kijk je dan meteen nog eens naar de brievenbus?

2e TOONEEL. Marie, (gaat handwerken.) Daarna Van Houthem.

Van H. — (uit kamer links, beschermt zijn oogen voor 't licht.)

Marie. — Al klaar met Uw dutje, Vader?

Van H. — }a. — Sientje heeft me weer eens wakker gepraat. — Is de krant er nog niet ? En geen post — ?

Marie — (knikt ontkennend) — [Zwijgen.)

3e TOONEEL.

De vorig en — Sientje.

Sientje — (brengt theewater en de krant.) Marie — (kijkt haar ondervragend aan. Zij schudt van niet.)

Van H. — (neemt de krant, kijkt er zenuwachtig door.)

Marie. — Vindt u niets?

Van H. — Wat? — Van den oorlog?

Marie. — Van Wim z'n examen?

Van H. — Dacht je dan dat ik dat zocht —?

Marie. — Ja, wat zou U anders zoo gauw zoeken ? En dat Wim voor z'n examen zit en niet schrijft tot ie er ons mee verrassen kan, dat laat ik me niet uitpraten.

Sientje. — Juist. Daar slaat U nou net den spijker op z'n kop, jongejuffrouw.

Van H. — (nadrukkelijk vermanend voor 1e veel familiariteit, maar niet pijnlijk hard) ; Sientje !

Sientje — (onverstoord.) O ja, Uw glas melk! [Af) — (Zwijgen)

4e TOONEEL. Van Houthem — Marie.

Van H. — (over 't onderwerp heenpratend). Je moet heuSch met haar oppassen kind. Onze goeie Sien is een voortreffelijk mensch, je weet hoe ik met haar óp heb. Maar als we haar haar gang laten gaan, dan raken wc, in plaats van half, heelemaal onder den plak.

Marie. — Beste Vadertje, — Ze gaat eenvoudig haar gang. En ik zié heusch geen kans haar onder mijn appèl te krijgen. We moeten haar maar nemen en houden zooals ze eenmaal is. Gelukkig dat ze voor U al haar respect behouden heeft.

Van H. — Ja — als je 't zoo noemen wilt! Behalve wanneer de belangen van Wim... (hij houdt op)

Marie. — (Zonder dit op te letten) Die is nu eenmaal haar lieveling ! — Ze heeft me daarnet nog heel uitvoerig aan het verstand gebracht, dat we heel-en-al niet ongerust over hem behoefden te zijn !

Van H. — (simuleer end.) Ongerust? Waarom zouden we dat zijn ! Als alle ouders, die door hun kinderen een poosje zonder bericht gelaten worden, dadelijk ongerust moesten zijn. dan lagen die al heel wat vroeger nog in 't graf.

Marie. — Nu overdrijft u toch. Wim

Van H. — (luistert niet, gaat z'n krant lezen.)

Marie. — Mag ik er ook een?!

Van H. (reikt haar een.)

Marie — (bladert.) (Op eens geeft zij een kreet): Vadertje !

Van H. — (ontdaan.) Wat is er?

Marie — (gaat hem omhelzen.) Hartelijk gefeliciteerd (lezend) Candidaats-examen theologie : Willem van Houthem. Wat heb ik gezegd ! ?

Van H. — (heel ontroerd.) Staat er dat ? (Marie laat hem lezen (zacht) Goddank !

Maar waarom heeft hij niet geseind?

Marie. — Omdat-ie zeker hier zal komen met den trein van half acht. (Gaat naar de deur) Sientje !

Sientje — (roept) Ja, juffrouw Marie!

Marie. — Sientje — Wil je 't bed van meneer Willem 'ns klaar maken ! Ik denk dat-ie hier komt van avond !

5e TOONEEL. De v o r i g e n — Sient j e.

Sientje — (nog achter de deur.) Das al een week lang klaar.

(Komt binnen, kijkt ze aan.) Is 't zoo ? Marie — (knikt)

Y a n H. — (ontroerd.) Ja, Sientje. — Onze Willem is nu candidaat in de theologie !

22