DE »CLUB DE TIEN.
Le Gras een ijverig lid is, zijn door zijn toedoen en met behulp van vrienden-kunstenaars, die door zijne gloeiende beschrijvingen verlokt, eveneens in Afrika jaren verbrachten, schitterende Oostersche feesten gegeven. De voorstellingen in het Arabisch dorp op de Fancy-Fair in het Palcis voor Volksvlijt, gegeven ter gelegenheid van het 25-jarig verblijf van H. M. de Koningin-Moeder zijn nog niet uit de herinnering verdwenen, en waren behalve aan het organiseerend talent wan den beeldhouwer A. Hcssclink, in hoofdzaak het werk van Le Gras.
Zooals ik zeide is hij een uitmuntend dierenkenner en zijn er maar weinige soorten onzer redelooze medeschepselen, die
zijn vaardige hand niet heelt afgebeeld. Lang voor de bekende vischstudies van Dijsselhoff, werkte Le Gras reeds in 't Aquarium waarvan zijn groot doek, dat onlangs op de door hem in het Gebouw der Vereen iging St. Lucas gehouden Tentoonstelling geëxposeerd was, getuigde.
In 1896 kocht baron Alphonse de Rothschild op de Tentoonstelling der Pa-
rij sc he salon
een zijner groote Oostersche schilderijen, wel een bewijs, dat zijn kunst ook in het buitenland gewaardeerd wordt. Le Gras is bovendien oud-pensionnaire van Z. M. den Koning.
De Club de Tien exposeert thans in het Museum te Zutphen. Le Gras heeft daar behalve een »interieur» en eenigc frisschc buitenstudics, nog een heel mooi »straatje in Ghardaya,« dat in dit artikel gereproduceerd is. Onder een sterk blauwen hemel, zooals wij hem zelts niet bij benadering in ons nevelig land kennen, een nauw straatje met hier en daar trappen. Op de ruw gemetselde steunen, die het voorover vallen der witte huismuren beletten, straalt de schitterende,
II .1. WOLTKE.
verblindende zon, wier licht waarlijk uitmuntend is weergegeven, terwijl uit de geheimzinnige diepte als in een sprookje wit gesluierde vrouwen statig komen aanschuiven. Ze zijn op weg naar den Moskee, waar hare vrome zielen straks zullen opgaan tot Allah's vereering.
Toen ik daareven van het Oostersch feest op de Fancy-fair gewaagde en van de beide ontwerpen van het Arabisch dorp sprak, had ik moeten bedenken dat zonder Johan Gebhard het feest zeker niet had kunnen slagen. Hij was de Marabout of wel de groote Heilige en daar de vertooning die de Lucas-leden gaven een huwelijksfeest bij de Arabieren voorstelde en hij de
bruidegom was
zouzonderhem deze voorstelling niet mogelijk zijn geweest.. Gehuld in een groote bruine burnoes, de witte lahfaïa om 't hoofd, zag hij er zoo echt uit, sprak hij het Arabisch met zoo'n keelstem en kuste hij de bruid zoo deftig op 't voorhoofd, dat iedereen meende, dat hij voor deze gelegenheid uitzijn
geboorteland, Arabië was
overgekomen.
Gebhard heeft
trouwens ruim drie jaar in Algiers doorgebracht en had zich daar geheel en al ingeleefd, zoodat 't voor hem en Le Gras niet moeilijk was Arabieren voor te stellen.
Gebhard heeft zijne opleiding genoten aan de Amsterdamsche Academie onder Prof. A, Allebé. Hij is steeds meer teekenaar dan schilder geweest, en als illustrateur heeft hij uitmuntende geestige dingen gemaakt. Ik herinner me nog een doodendans, die je een onaangenaam koud gevoel in den rug gaf, en eene geschiedenis in twaalf tafereelcn van iemand «die niet griezelen kon.» Dat soort van werk ziet er als de bekende Duitsche Tij 1 Uilenspiegel-verluchting uit.
Eenige jaren geleden vestigde hij zich in Blaricum,
je in Amersfoort.