DE OORLOG IN HET EUROPA VAN HEDEN, DE VREDE IN DE VEREENIGDE HANDELSSTATEN VAN HET EUROPA DER TOEKOMST.

(GEDICHT IN HELMERS' TRANT.)

„Ruk uit, vertrap de vrijheidsplant

„En roep dan vroom: „„ontwaar Gods hand!""

Zoo luidt de leuze vaak, verwaten,

Van leiders in die groote staten,

Aan welke Europa bovenal

Het heil der volken aanbeval.

Een eeuwge nabauw galmt van glorie,

Een schel gekraai van 's lands victorie,

Als konden klanken 't menschdom baten. —

Gelijk de schapen onder blaten,

De vacht met wolle rijk belaan,

Gedwee ter rooversbloedbank gaan,

Zoo zag men vaak die groote volken,

Van fijne zeden de eerste tolken

En rijk in steden, land en goed

— Meest stammen van het edelst bloed —

Geleid, gezweept door schijnbre vromen

Voor Kaïn's slachtmes samenkomen;

Geen noodweêr gold het, geen bestaan,

't Was leiders heerschzucht, snoode waan. —

Als schapen? Neen! Gelokt met frasen

Zijn 't wolven, dol door 't listig blazen