— 309 —
den overgang tot de gewapende mediatie en tot de alliantie met Rusland-Pruisen.
Zeer opmerkelijk is hetgeen Metternich in het zevende hoofdstuk over de politieke wedergeboorte van Europa zegt. Om een duurzamen vrede in Europa te herstellen, moet Frankrijk binnen zulke grenzen teruggedrongen worden, die een politiek evenwicht onder de Mogendheden vormen. Nu is de vraag, wat er met Duitschland gebeuren zou. Het herstel van het heilige roomsche Rijk is onmogelijk; de brokstukken van het vorige rijkslichaam kunnen ook niet in één Staat vereenigd worden; Duitschland kan alleen als d u i t s c h Bond in de europeesche statenvereeniging treden. Dat was Metternich's gedachtengang, dien hij, zooals de lijdensgeschiedenis van de duitsche natie getoond heeft, ook werkelijk heeft verwezentlijkt. Als men zijn argumenten hoort, dan moet men trouwens toegeven, dat onder de toenmalige omstandigheden niets anders mogelijk was.
Uit de „Geschiedenis der alliantiën" hebben de meeste dagbladen de mededeelingen van Metternich over de samenkomst van Napoleon reeds besproken; zij zijn beide van drastische uitwerking. Metternich schreef zelfs keizer Alexander revolutionnaire denkbeelden toe. „De revolutionnaire geest, die in het jaar 1807 den mantel van pruisisch patriotisme en later de teutoonsche kleuren aangenomen had, werd in de jaren 1812 en 1813 door den vrijheer von Stein, den generaal Gneisenau en door andere pruisische en duitsche vluchtelingen in den raad van den keizer van Rusland overgebracht." De keizer van Rusland wilde den vrijheer von Stein aan het hoofd der veroverde duitsche landen stellen. Metternich was daarover verbaasd. Hij vond overal demagogen, hij zag overal den revolutionnairen geest, dien hij zich reeds in zijn jeugd had voorgenomen te bestrijden. Zoo veel te merkwaardiger is het, dat Metternich „de heilige alliantie" aan een „piëtistische aspiratie" van Alexander wil toeschrijven. „De heilige alliantie was niet een instelling om de volksrechten te fnuiken, om het absolutisme of eenige tirannie te bevorderen. Zij was alleen het uitvloeisel van een piëtistische stemming van keizer Alexander