— 307 —

Liechtenstein naar Weenen tot een bespreking zou zenden; met hem zou hij het wel eens worden. Hij wilde niet den ondergang van het keizerschap in Oostenrijk, maar de bevestiging daarvan. De veldmaarschalk, prins Liechtenstein, van wien Metternich zegt: „hij was voor het oorlogshandwerk geboren, daarentegen miste hij de hoedanigheden, die den staatsman maken," begaf zich naar Weenen. Metternich waarschuwde hem, zich niet door Napoleon in den val te laten lokken. En nu verhaalt Metternich:

„Ik wandelde den I4den Oktober des avonds langs den straatweg van Totis naar Weenen, toen ik ekwipages naar mij toekomen zag, die ik voor die van prins Liechtenstein herkende. De Prins liet, toen hij mij gezien had, zijn rijtuig stil houden, sprong er uit en zeide tot mij: „Ik breng den vrede, maar ook mijn hoofd mede, de Keizer zal naar welgevallen over den eene zoowel als over het andere beschikken."

„Het volgende was te Weenen gebeurd, Napoleon had geweigerd over de zaak, voor welke prins Liechtenstein bij hem was, te spreken, en had hem naar den hertog van Bassano verwezen. Deze zeide van zijn kant tot den Veldmaarschalk, dat hij, daar hij geen Minister van Buitenlandsche Zaken was, de aankomst van den heer de Champagny moest afwachten, dien de Keizer tot onderhandelaar aangewezen had. Prins Liechtenstein had goed protesteeren, dat hij met geen onderhandeling belast was, de hertog Bassano sloeg er geen acht op. „Gij zult met den heer de Champagny de zaak bespreken, —■ zeide hij, — en u gemakkelijk met een man verstaan, die verzoeningsgezind is, en den wil van den Keizer kent." Op de aanmerking van den Veldmaarschalk dat de plaats voor de vredesonderhandelingen te Altenburg was, antwoordde de hertog de Bassano, dat de Keizer zijn gevolmachtigde van die plaats had teruggeroepen, omdat men niet tegelijkertijd op twee plaatsen kon onderhandelen. Daarop verklaarde prins Liechtenstein, dat hij voornemens was, Weenen dadelijk te verlaten. „Dat kunt gij niet," zeide de hertog de Bassano, „de Keizer zou dat als een teeken van het verbreken van den wapenstilstand beschouwen; gij zoudt van