— 304 —
raadplegen. De geheele schriftelijke nalatenschap zal in vier deelen verschijnen; voorloopig is slechts het eerste deel in twee banden; den tijd van 1773 tot 1815 behandelende, verschenen. Met het uitzoeken en regelen der stukken was de hofraad von Klinkowström belast, en bewerker en uitgever hebben overal waar zij den stijl wijzigden, den zin van den tekst onaangeroerd gelaten. Beter ware het, wel is waar, geweest, als zij de taalkundige fouten hadden laten staan, en minder gevijld hadden. Over het geheel is de uitgave van het werk solied en nauwkeurig; de uitgevers hebben zelfs meer gedaan, en de gedenkschriften van den Rijkskanselier met tal van aanmerkingen, die aan brieven en andere aanteekeningen en uitingen van den Prins ontleend werden, als het ware aangevuld. Deze aanmerkingen bevatten een groote menigte van gedeeltelijk belangrijke, gedeeltelijk pikante zaken.
„Ik heb geschiedenis gemaakt, en daarom den tijd om haar te schrijven, niet gevonden," — zegt Metternich in een geschrift, getiteld: „Mijn politiek Testament." Dat is niet geheel juist gezegd, want hij is herhaaldelijk begonnen, over verschillende tijdvakken van zijn leven het belangrijkste en wetenswaardigste op te teekenen; deze opteekeningen bleven echter fragmenten. Ofschoon Metternich zeer veel schreef, was hij toch geen schrijver van beroep, hij zou anders niet enkel brokstukken aan het licht gebracht hebben. Het autobiografische gedenkschrift, dat in den eersten der verschenen banden onder den titel: „Bouwstoffen tot de geschiedenis van mijn openbaar leven" afgedrukt is, dagteekent van het jaar 1804 en breekt reeds met het jaar 1810 af. In het jaar 1852 schreef Metternich een tweede gedenkschrift, dat de voortzetting van bovengenoemde „Bouwstoffen" wezen zou, en dat hij betitelde „Leiddraad ter verklaring van mijn denk- en handelwijze gedurende mijn Ministerie van 1809 tot 1848." Hij gevoelde behoefte zich tegen al de door de tijdgenooten tegen hem ingebrachte beschuldigingen te rechtvaardigen. De uitgevers hebben deze beide gedenkschriften tot één geheel vereenigd, en daarmede de zeven eerste hoofdstukken der autobiografie gevuld. Het achtste hoofdstuk bevat een derde, reeds