— 299 —
tanden staan geregeld naast elkander, zijn kin is een weinig kort en zijn kinnebakken plomp en vierkant; hij heeft een mooien voet en een mooie hand; ik maak er gewag van, omdat hij er nog al trotsch op was. Zijn houding is altijd wat voorover gebogen, zijn gewoonlijk glanslooze oogen geven aan zijn gezicht, als het zich in den toestand van rust bevindt , een melankolieke en nadenkende uitdrukking. Als de toorn hem opwekt, dan wordt zijn blik dadelijk wild en dreigend. Het lachen staat hem goed, het ontwapent en verjongt geheel zijn wezen. Het is moeilijk hem alsdan weerstand te bieden, zooveel schooner wordt daardoor zijn wezen. Zijn kleeding was altijd zeer eenvoudig; gewoonlijk droeg hij de uniform van zijn garde. Hij hield van de zindelijkheid meer uit beginsel dan uit neiging. Hij nam dikwijls een bad, vaak midden in den nacht, omdat hij geloofde, dat deze gewoonte goed voor zijn gezondheid was. Maar de overdreven haast, waarmede hij alles deed, maakte het bijna onmogelijk, dat zijn kleeren hem behoorlijk zaten, en op de groote gala- en feestdagen, moesten de kamerdienaars in het geheim van het gunstige oogenblik gebruik maken, om hem iets aan te passen. Hij wist geen sieraad behoorlijk te dragen, de minste dwang scheen hem ondragelijk. Wat hem slechts eenigszins last veroorzaakte, rukte hij weg of brak het, en vaak ondervond de arme kamerdienaar, die schuld aan dezen voorbijgaanden last was, een hevig gevoelig bewijs van zijn toorn. . . Het ontbreekt Bonaparte aan opvoeding en vormen; het schijnt, alsof hij er onherroepelijk toe bestemd was, onder een tent te leven, waar alles onverschillig is, of op een troon, waar alles geoorloofd is. Hij weet niet hoe men een kamer binnen komt of hoe men die verlaat, niet hoe men groet, hoe men opstaat en hoe men zitten gaat. In zijn mond verloor zelfs het Italiaansch zijne bevalligheid. Hij mocht zich uitdrukken, in welke taal hij wilde, het scheen altijd, alsof hij in geen van alle zich thuis gevoelde, alsof hij haar geweld moest aandoen, om zijn gedachten onder woorden ■ te brengen. Over het algemeen was elke regel voor hem een ondragelijke dwang; elke vrijheid, die hij nemen kon,