BUITENLANDSCHE LETTERKUNDE.
I.
Mémoires de Madame de Rémusat 1802—1808 publiés avec une préface et des notes par son petit-fils Paul de Rémusat. Paris C. Lévy 1880. T. I et II.
Er bestaat een soort van historiographische werken, dat bijzonder geschikt is, ook door vrouwen, die met de pen weten om te gaan, geschreven te worden: les Mémoires. De gave van fijne waarneming, de zin voor de opvatting van het zuiver persoonlijke, die zekere takt in het raden van onbekende motieven , — hoedanigheden, waarover de vrouw vaak in veel hooger mate beschikt dan de man, stelt haar, die er toe overgaat, belangrijke levensgebeurtenissen in den vorm van Mémoires aan de nakomelingschap te leveren, niet zelden in staat, zich van haar taak op uitstekende wijze te kwijten. Want, zooals Gervinus in de historiek er te recht op wijst, „den schrijver van Mémoires boeien meer de karakters, de handelende personen, meer de bronnen en gevolgen der handelingen, dan de handelingen zeiven. Hij stelt zich niet tevreden met hetgeen hij door het ongewapende oog ziet, hij gebruikt den verrekijker, en waar ook de gezichtskring ophoudt, ziet hij nog verder met gevolgtrekkingen en berekeningen; de geheimen der gebeurtenissen te bespieden, de verborgen machinaties der menschen te raden, dat trekt hem aan; hij brengt ons