— 28o —
boek des levens en de wil bereikt zijn doel: den absoluuten dood. Niemand kan zeggen hoe het „groote offer" zal gebracht worden, het sterven. Ook het wanneer blijft een vraag. Lettende op de demonische macht der geslachtsdrift en de groote liefde voor het leven, is men geneigd het tijdstip der verlossing te plaatsen in een verre toekomst. Richt men de aandacht op de sterkte der stroomingen op elk gebied van den staat, dan stelt men die toekomst minder ver, al telt men haar ook bij eeuwen.
De beschaving is dus de beweging der geheele menschheid en de beweging uit het leven in den absoluuten dood. Zij wordt voltrokken in een enkelen vorm, den staat, die verschillende gedaanten aanneemt, en volgens een enkele wet, die des hjdens, waarvan het gevolg is: verzwakking van wil en wasdom des geestes.
Zonder aanspraak te maken op geheele volledigheid, krijgt men het volgende schema:
wet der ontwikkeling van de individualiteit; „ der geestelijke wrijving; „ der gewoonte; „ der vorming van het deel; „ van het partikularisme;
der ontvouwing van den enkelvoudigen wil: „ der verbinding van wilshoedanigheden; „ der erfelijkheid van eigenschappen; „ der korruptie; „ van het individualisme; „ der samensmelting door verovering; „ der samensmelting door revolutie; „ kolonisatie;
„ der geestelijke bevruchting;
„ der volkerenrivaliteit;
„ van de sociale ellende;
„ der weelde;
„ der nerveusiteit;
„ der nivelleering;
„ der geestelijke besmetting;