— 278 —

De korruptie is groot; overal waar zij zich vertoont, openbaart zich de wet der versmelting, want de beschavingstreeft naar uitbreiding van haren kring en zij werkt de korruptie uit, om zoodoende wilde natuurvolkeren te lokken en binnen dien kring te trekken. Waar zijn die natuurvolkeren? Een volksverhuizing kan niet meer plaatst grijpen, want romeinsche als germaansche volkeren zijn reeds binnen dien kring. De herleving moet van onderop komen uit de innerlijke kern der volkeren. De wet der nivelleering zal zich doen gelden.

Waren alle menschen wijs (of ook maar goede christenen,) er zou geen sociaal vraagstuk bestaan. Het is er, omdat de menschen niet wijs zijn.

Het is dwaas te meenen, dat de sociale toestanden niet vatbaar zijn voor radikale hervorming maar even dwaas, om te zeggen, dat een radikale hervorming zou voeren tot een lui leven. Er moet altijd gearbeid worden, maar de organisatie van den arbeid moet zoodanig zijn, dat alle genietingen toegankelijk zijn voor een elk. In het behagelijke leven berust geen geluk, dus is het geen ongeluk dat te moeten ontberen, maar het is een groot ongeluk, als men het geluk zoekt in het behagelijke leven en niet kan ervaren dat er geen geluk in berust. En dit ongeluk is de drijvende kracht der lagere volksklassen, waardoor zij voortgejaagd worden op den weg der verlossing. Indien zij hun wenschen verkregen hebben, dan zullen zij zeiven ervaren dat het geluk, door hen gezocht, niets is. Eerst echter moeten allen verzadigd zijn van de genietingen, voor dat de menschheid verlost kan worden. De verzadiging van allen voert tot de oplossing van de sociale vraag. Is dit het geval, dan zal de menschheid noodzakelijk komen tot haar doel, dat is: tot den idealen staat.

Welke veranderingen zullen in die toekomst geschieden in het geestelijk leven?

Wat de kunst betreft: in de architectuur is het schoone in de ruimte door Oostersche, Grieksche, Romeinsche, Moorsche en Gothische kunst zoo goed als uitgeput, zoo niet geheel. Alleen een kombinatie van vormen biedt eenige speelruimte aan. De schoonheid van de menschelijke gedaante is onover-