—. 267 —

kwamen in kommer en ellende. Het koningschap was daardoor verlamd, het kon alleen dan het welzijn van den staat bevorderen, als het overeenkwam met de privaatbelangen der heeren. De wet van het partikularisme liet zich gelden. Elk zonderde zich af met zijn aanhang, het individualisme werd hoofdzaak.

Op ekonomisch gebied is de arbeid natuurlijk van belang. In de oudheid stond de slavernij op den voorgrond. Het volk moest het werk doen en verhongerde intusschen. In de middeneeuwen was het niet beter. De slavernij was afgeschaft door het christendom, maar de lijfeigenschap was niets beter. Overigens vormden de vakken, voor zooverre zij niet in dienst der feodale heeren stonden, streng gesloten vereenigingen onder den naam van gilden.

Op geestelijk gebied heerschte de kerk. Die heerschappij was in den beginne zegenrijk, daar de leer van Jezus het egoïsme wilde bedwingen en het geweten zijn recht gaf. Overigens strooide zij de waarheid uit van de onwaarde des levens en het zaad van hoop, liefde en geloof aan een eeuwige zaligheid. Daar de kerk nog niets te vreezen had van de wetenschap, bevorderde zij de kennis. Aan de kloosters werden scholen verbonden. De priesters waren verdraagzaam, omdat zij vast geloofden aan de onverwinlijke kracht van den godsdienst. Ook de kunst werd dienstbaar gemaakt, om de gemoederen op te wekken en te leeren dat de aardsche vreugde niets is tegenover de hemelsche in 't rijk Gods. Alles moest dien zin opwekken; van daar de zich hemelwaarts verheffende gewelven der domkerken.

De kruistochten leveren een merkwaardig verschijnsel, zij openbaren de wet der geestelijke aanstekelijkheid. Immers honderden en duizenden trokken naar de verte met den dood voor oogen, om het graf des verlossers te bevrijden.

In deze vaste organisatie der volkeren op politiek, ekonomisch en geestelijk gebied werd de eerste bres geschoten door de uitvinding van het buskruit. De feodale staat veranderde in een landsvorstendom, later in den absoluuten staat. De macht der groote en kleine heeren werd gebroken en de adel ge-