— 2Ö2 —

In den Perzischen zend-godsdienst zijn de booze machten van den natuurgodsdienst samengesmolten tot één enkelen boozen geest en de goeden tot één enkelen goeden. Al wat van buiten kwam, ging van den boozen en wat van binnen kwam, van den goeden geest uit.

De voornaamste, oude godsdiensten richtten de blikken van den mensch op zijn innerlijk leven en oefenden als zoodanig grooten invloed uit op den algemeenen ontwikkelingsgang.

Het Brahmanisme dreigde de tegenstrevers met zielsverhuizing, het Buddhisme met wedergeboorte, de Zend-godsdienst met het ongeluk, dat de menschelijke borst doortrekt als hij zich bevindt in de omarming van Ahriman. Daarentegen spiegelt de eerste aan de weifelenden voor een hereeniging met God. de tweede algeheele bevrijding van het bestaan en de laatste vrede in den schoot van den lichtgod.

De Semietische volkeren, met uitzondering der Joden, verhieven zich niet van den natuurgodsdienst tot een zedelijke. Alleen de Joden namen een buitenwereldlijk wezen aan, in wiens hand het lot van het schepsel zich bevond. Vreeze Gods was hier hoofdzaak. Zij verhieven zich niet tot een werelddoel.

De Grieken brachten groote veranderingen in de beschaving te weeg. De invloed van hun heerlijk land werkte mede tot hun vorming. Het individu in vrijheid was voor hen een belangrijke zaak. Vandaar dat zij vervielen tot een menigte onafhankelijke staatjes en steden, dat zij nooit kwamen tot politieke eenheid. De gemeenschappelijke godsdienst en de nationale feesten waren de eenige banden, die de stammen verbonden tot een ideaal geheel. Hier treedt dus de wet van naijver tusschen de volkeren op, daar elke staat streefde naar oppermacht. Waren de meesten eerst onder koningen, die de wetten hielden, den goden offerden in naam des volks en in den oorlog bevelhebbers waren, daartegenover stond een raad, samengesteld uit de adellijke geslachten. Het volk had geen invloed. Hierin kwam verandering en de wet der samensmelting door revolutie openbaart zich. Het koningschap wordt afgeschaft, de aristokratische republiek treedt op. Maar ook deze moest straks plaats maken voor eene volksregeering. Het individu verwij-