— 26-1 —

bevruchting verruimden den kring der beschaving. Vooral de Pheniciërs werkten hiertoe mede door den handel, die beschavenden invloed heeft.

Bij toenemende beschaving bleef men niet staan bij den natuurgodsdienst. Wie zijn oog vrij kan houden te midden van de verscheidenheid der verschijnselen, hij zal in eiken natuurgodsdienst de min of meer duidelijke uitdrukking van het afhankelijkheidsgevoel vinden, dat elk mensch heeft tegenover het heelal. In den godsdienst is niet de kennis van den dynamischen samenhang der wereld hoofdzaak, maar verzoening van het individu met den almachtigen wil eener godheid, die zich toont in de natuurverschijnselen. In de Aziatische natuurgodsdiensten verzoende het individu zich met de vertoornde goden door uitwendige offeranden, in de meer gezuiverde godsdiensten offerde het aan de godheid door beperking van zijn innerlijk wezen. De Indiërs, die zich zoozeer verhieven boven alle anderen, maakten zich schuldig aan deze fout, dat zij de realiteit van het individu en daarmede de realiteit der geheele wereld loochenden: het Indische pantheïsme is empirisch idealisme. Daartegen kwam de Sankhja-leer op, zij loochende de eenheid in de wereld en trad op voor de realiteit van het individu. Hieruit ontwikkelde zich het Buddhisme. Buddha ging uit van de onwaarde des levens, evenals het pantheïsme, maar hij bleef staan bij het individu, wiens ontwikkelingsgang voor hem hoofdzaak was. Alle realiteit plaatste hij in het individu, Karma, en dit maakte hij almachtig. Geen macht buiten het individu heeft invloed op zijn lot. Dien ontwikkelingsgang van het individu bepaalt Buddha als de beweging uit een oorspronkelijk zijn in het nietzijn. Zoo loochende Buddha de realiteit der werkzaamheid van alle andere dingen der wereld, dus de realiteit van alle andere dingen, want de eenige realiteit was het zelfbewuste Ik. Het Buddhisme is dus ook, evenals het Indisch pantheïsme, een absoluut idealisme. Daar Buddha de gelijkheid en broederschap van alle menschen exoterisch leerde en daardoor het kastenwezen ophief, was hij ook een politiek en sociaal hervormer. Die beweging drong in Indië niet door, daar bleef de kasteninrichting met het pantheïsme bestaan.