— 250 —

om zoekt hij zooveel mogelijk genot te krijgen, d! i. bevredigde begeerten, of als hij smart moet hebben, zoo min mogelijk aandeel daaraan. Nu staat voor ons vast, dat de wil des menschen niet vrij is, dat al zijn handelingen met noodzakelijkheid geschieden, dat hij zich op grond van zijn begeerte naar gelukzaligheid een algemeen welzijn kan vormen, dat dit welzijn hem onder zekere omstandigheden kan voeren om tegen zijn karakter te handelen.

Wanneer wij den mensch in zijn oorspronkelijken staat aantreffen, bevindt hij zich in den natuurtoestand. Hij staat enkel en alleen onder de macht der natuur, strevende als elk wezen, om in het leven te blijven. Daar andere individuen dat zelfde streven hebben, ontstaat de strijd om het bestaan. In dien toestand beslist alleen de macht of de list. Recht en onrecht zijn begrippen, die in den natuurtoestand niets beteekenen. Ze krijgen eerst beteekenis in den staat.

Elke handeling der menschen is egoïstisch. Het is den barmhartigen even onmogelijk om zijn naasten honger te laten lijden , als het den onbarmhartigen is, om den behoeftigen bij te springen. Ieder handelt naar zijn karakter, overeenkomstig hetgeen hem gelukkig maakt, bijgevolg egoïstisch.

In den natuurtoestand overwint meestal de sterkste, maar toch niet altijd. Wie b. v. beschermt den sterkste in den slaap ? of als hij oud is of ziek ? Daardoor komt men tot het inzicht, dat een beperking van macht tegenover elkander in het belang van ieder in het bijzonder is. Zoo ontstond de staat. Men kwam tot elkander uit nood; de beperking van macht was een minder kwaad dan de onbeperkte macht. Het karakter van eiken staat moet zijn, dat hij aan zijn burgers meer geeft dan neemt, het offer dat de mensch brengt, moet niet zoo groot zijn als het voordeel dat hij ervoor verwerft.

Op die wijze ontstonden de eerste wetten in het belang van ieder, de wetten van het: gij zult niet stelen, gij zult niet dooden.

Plichten en rechten vormden dus den inhoud van dit verdrag. Plicht was het voor ieder om het leven en de bezittingen van anderen ongedeerd te laten. Recht had hij op zijn leven en zijn