— 238 —

„Nauwelijks — zoo schrijft de heer B. — zijn de laatste too„nen weggestorven van het vurige lied, waarin Gretchen verklaart , te gronde te willen gaan aan de kussen van Faust, „of wij hooren haar haren minnaar vragen: Nun sag, wie hast „du's mit der Religion?" Gretchen maakt op hem den indruk van een „kalvinistisch kornetje op weg naar de oefening." En verder: „Dat afnemen van de biecht door Gretchen heeft mij „altoos onwaarschijnlijk, ja onnatuurlijk toegeschenen."

In de eerste plaats geeft de critiek hier eene scheeve voorstelling van de zaak. Gretchen's vraag volgt niet onmiddellijk op het vurige lied, want dat zong zij op hare kamer, terwijl Faust nog ver af is, en de vraag doet zij in buurvrouw's tuin, na den terugkeer van haar minnaar. Ook moet niet over 't hoofd worden gezien, dat de geheele Faust, ook de. Gretchen-episode, niet een in alle onderdeden afgewerkt drama is, maar eene aaneenschakeling van op zich zelf afgewerkte — en hoe afgewerkte —■ schetsen, die telkens de hoofdmomenten weergeven. En dat Göthe bijna een geheel onderhoud tusschen de beide gelieven aan de religie wijdt, heeft dan toch waarschijnlijk zijne beteekenis. Gretchen heeft veel godsdienstzin, kan zich het leven niet zonder de kerk denken. Reeds haar eerste optreden is bij het verlaten der kerk; na haar val zoekt zij het eerst troost bij het beeld der mater dolorosa. Met deze opvatting gevoelt zij, dat Faust haar voor de helft ontglipt, dat zij hem niet geheel zal bezitten , zooals hij op haar kan vertrouwen. „Ach, wenn ich etwas auf dich könnte!" spreekt ze tot hem Wat is natuurlijker, dan dat zij die aangelegenheid des harten ter sprake brengt ? Het geldt immers ook hier haar hoogste goed, hare liefde tot Faust. Dat hij in kerkelijke zaken zoo onverschillig is, w ijt zij aan zijn metgezel Mefisto en die zou in staat zijn haar geluk te verwoesten:

„Wo er nur mag zu uns treten, Mein ich sogar, ich liebte dich nicht mehr. Auch wenn er da ist, konnt' ich nimmer beten, Und das frisst mir ins Herz hinein."

Van dien angst des harten wil zij verlost zijn en niet velen zal dit onwaarschijnlijk of onnatuurlijk voorkomen.