— 223 —

cratie der ziel bewaard, die met energie het eenig redmiddel had kunnen zijn.

Maar de energie ontbrak.

Half fluisterend klonk het weer als een wanhoopskreet van zijn lippen: Voor mij is geen redding mogelijk. En de onveranderlijke lucht boven hem gaf geen antwoord. Allerlei gedachten overstelpten hem in wilde vaart. Het verleden. .. het heden, de toekomst drongen zich in verwarde mengeling aan hem op.

De toekomst!. ...

Een heimwee naar liefde, naar een gelukkig tehuis dat

was de verbinding van het heden aan de toekomst. ..

Vroolijke zonnestralen speelden spottend door het geboomte.

't Was hem als riepen ze met demonische vreugd: „een gansch leven moet boeten voor weinig jaren!"

Neen! neen! dat mocht niet! hij wilde die gedachte niet dragen, hij wilde gelooven aan geluk.... Een ander leven!

Maar hoe? Maar hoe?

Gij spottende zonnestralen, verbergt u!

Eindelijk! Hij heeft een besluit genomen.

De zwakke zal handelen.

Hij zal naar Margarethe gaan. Zachte oogen als de hare bestraffen niet....Haar vriendelijk hart zal zijn leven minder zwart beschouwen dan haar broeder 't zou doen. Zij moet rechter zijn! Heeft hij geen liefde in haar oogen gelezen?

Hij zal haar zeggen dat zij hem tot mensch kan maken. Dat niets hem onmogelijk zal schijnen als hij hopen mag dat zij vergeten wil wat hem thans een gruwel is, als zij hem wil liefhebben....

Met dien steun zou alles mogelijk zijn, doch hoe het mogelijk zou zijn, wilde hij niet onderzoeken.

XII.

Robbert was afwezig toen Stephan, bleek en ontdaan, onverwachts voor Margarethe stond. Verwonderd en medelijdend