— 212 —

Je wilt toch geen struikroover worden ? Dat zou te gemeen zijn, we moeten fatsoenlijk blijven!".. ..

„Ik heb er over gedacht naar Amerika te gaan!"

„Wel! dat is naïef! Daar komt men niet terecht als men niets kan en weinig weet! Maar je stelt je de zaken te erg voor. Ga vooral niet op den loop, hoor! want dan komen ze mij stellig bestormen en hebben geen geduld uit vrees dat ik je voorbeeld zal volgen! Betaal je schulden, behalve den dierbaren vriend die ons zoo edelmoedig heeft willen helpen! Die wil met plezier wachten tot we getrouwd zijn, want hij heeft verstand van zaken."

„Ik heb hem heden morgen alles afbetaald onder voorwaarde dat hij met jou nog lang geduld zou hebben!"

Zonder op de vriendschapsdaad die hij nu met zijn goede vooruitzichten minder behoefde, te letten, riep Adolph: „Kerel, hoe dom! had mij maar eerst raad gevraagd! De anderen zijn minder geduldig dan hij! Geloof me, hij wacht als een lam, als ik van mijn huwelijk vertel en tegenover jou zou hij 't zelfde geduld hebben gehad."

„Je hebt goed praten!" antwoordde Stephan met een poging tot de scherts die hen tot gewoonte was: „je vergeet gedurig éen punt: dat ik mijn aanstaande nog niet eens gezien heb"

„Dat hoeft ook niet: De Chinezen zien hun aanstaande niet vóór den trouwdag en bovendien, je trouwt met geld.... Maar ik heb geen tijd meer. Morgen stel ik je voor. Vergeet vooral niet bij je eerste bezoek een roos in je knoopsgat te steken. ... Je hebt soms een uitdrukking in je gezicht die volkomen aan sentimentaliteit doet denken. Adieu!"

„Adieu!" herhaalt Stephan, met een flauwe poging om te glimlachen. Doch de poging mislukt. Met de hand onder 't hoofd staart hij een wijl doelloos voor zich uit.

Zijn uiterlijk draagt niet het kenmerk dat het vooruitzicht, door zijn vriend geopend, hem volkomen geruststelt.

„Adolph , het hindert mij, zoo voor bedrieger te spelen".. .. die woorden herhaalt hij in stilte en halfluid. Hij voelt niet dat zijn gansche leven zelfbedrog was. Hij voelt het misschien onbewust, maar niet krachtig, niet om die gedachte ook maar