— 211 —

heel te wachten. Je begrijpt, ik zal er geen gras over laten groeien, want zij zou 't een en ander kunnen hooren wat men liefst verzwijgt. Over drie maanden ben ik dus reeds geposeerd man!"

Stephan heeft in de gezelschappen, waarin hij verkeerde, nooit op andere wijs over 't huwelijk hooren spreken; hij drukt Adolph hartelijk de hand en met genot denkend dat de vriend althans „gered" is, spreekt hij: „Geluk er mee, Dolf!"

„Geluk!" herhaald Adolph minachtend. „Geluk is de hersenschim van dwazen en vromen! Wat ze er mee meenen begrijp ik niet, maar ik zal ook de laatste zijn om er mijn hoofd mee te breken. Ik voor mij dank Plutus dat hij me uit den nood heeft geholpen. Die band, dat idee van iets onverbreekbaars, is

ontzettend Maar enfin! 1'on finit par s'y faire!"

Adolph floot: „O Léonore! Ma Léonore!"

„En wat zal ik beginnen?" vraagt Stephan.

„Wel dat 's waar ook! Maar de vraag is haast te eenvoudig na mijn goed voorbeeld. Malheureux au jeu, heureux enz. enz! Je hebt evenals ik je redding te vergeefs in 't spel gezocht; thans schiet het huwelijk je over. Ik heb je altijd goed geraden: Indertijd om 'thuis van je voogd vaarwel te zeggen om beter in mijn club te kunnen feestvieren, ten tweede om nooit je hoofd te vermoeien met studies; ten derde om vrij te blijven van de werkzaamheid der plebejers die voor aristocraten niet deugt Volg ook nu mijn raad; leg in schijn je

vrijheid aan banden.... Ik zal je helpen en presenteeren aan een oud vrijer die met een rijke zuster woont. Zij is nog jong, zoo'n kinderlijk gansje, dus als je mooi weet te praten. . . .

De broer is een vervelend creatuur, dien moet je op den koop toe voor lief nemen. Natuurlijk stel ik je voor als een man van fortuin -—; dat je 't fortuin al verloren hebt zeg ik er niet bij... Nu, waarom zet je zoo 'n begrafenisgezicht?"

,,'t Stuit me op die manier voor bedrieger te spelen!"

„Mijn hemel! Wat 'n fijn juffertjes-gevoel! Je zult het nog ver brengen op die manier! Weet je iets beters! Je hebt me gisteren nog gezegd dat je kapitaal niet voldoende is voor alle schulden; en al was het genoeg, denk je dan in 't vervolg van den wind te kunnen leven ? Of wat heb je toch voor plannen ?"