— 200 —

De schoolboeken waren verkocht en Stephan had er drie gulden voor ontvangen.

„Steek gauw de lamp aan," sprak Adolph, toen hij op 't gewone uur kwam.

„Dat kan ik niet! Juffrouw Rigger komt altijd de lamp brengen; maar 't is van avond zoo vroeg donker."

„Dan zal ik zorgen dat ze 't vroeger doet in 't vervolg."

Stephan zag hem bewonderend aan en daarop kwam juffrouw Rigger binnen, met een lamp in de hand.

„Is dat een licht!" riep Adolph, en terwijl hij dreigend op haar toestapte: „Maak dat er morgen beter licht is! en zet een lamp hier, dat Stephan licht kan hebben als hij wil!"

De dame stond als versteend, maar Adolph vervolgde: „en anders zal ik eens aan mijnheer zeggen dat ik aan de punchgeur in den gang heel goed heb gemerkt welke soort koffie jij drinkt, hoor Mejuffrouw!..."

„Brutale jongen!" barste zij los, „brutale jongen met je meisjesgezicht."

Adolph deed een paar stappen vooruit en Stephan balde de vuistjes.

Juffrouw Rigger af.

„Je kunt er op aan dat ze 't nu niet laten durft, Stephan." En Stephan voelde zich zoo gelukkig door de bescherming van zijn afgod.

Er was geen goede geest die het kind toefluisterde dat eigenbelang die bescherming had verleend.

Zij schoven hun stoelen dicht bij de tafel.

Het flauwe licht bescheen fantastisch en geheimzinnig de twee kinderen en de kaarten in hun hand.

„Waar is je geld, Stephan?"

Het kind haalde drie gulden te voorschijn, dc opbrengst der boeken.

Adolph lei zijn beurs op tafel.

Stephan speelde nog onbedreven, met groote inspanning. Adolph's oogen waren gedurig op de drie gulden gericht. Blijmoedig borg Stephan des avonds een rijksdaalder slechts. Hij was blij, het kind, want Adolph, dc groote Adolph, die