— 195 -

schudde hij de aardappels op den grond, schaarde ze in slagorde en gaf vier aardappels een teeken met het mes; die gemerkten waren de officieren, de anderen soldaten. Daarna ontving de helft der officieren en soldaten nog een merk bovendien en — twee legers waren gereed.

Stephan was met den grootsten ernst bezield en nadat zijn manschappen goed geordend, slagvaardig stonden, klapte hij in de handen en riep: „Marietje! Willem! zie eens!" en hij keek om, het arme ventje, en een groote traan parelde in de donkere, zachte oogen.

Maar hij had zich voorgenomen pret te zullen hebben! Er waren twee stoelen in de kamer, éen zonder leuning. Hij plaatste ze naast elkaar; op den een moest Marietje heeten te zitten, op den ander Willem, en hij sprak tot hen.. .

Nadat de legers gevochten hadden ging hij knikkeren met de aardappels en als 't de beurt van Marietje of Willem was, zei hij opgewekt: „Blijf maar zitten, ik zal wel voor je mikken !"

't Be gon reeds te schemeren eer Stephan aan zijn plicht dacht. Haastig begon hij nu de mishandelde aardappels te schillen. „Vooral dun!" had juffrouw Rigger gezegd, en Stephan schilde zóó vlug en zóó dik!. . . . 't Was merkwaardig om te zien. Vol ijver is hij bezig als de juffrouw binnentreedt.

»Nog niet klaar?,Je bent al twee uren bezig! je moet naar bed. Hoe komt dit zand op den grond? Heb je den mand laten vallen ? Wat is dat!! De aardappels zien blauw en groen, vol deuken! en je laat de helft aan de schil. Wat heb je er mee uitgevoerd, bengel?"

De groote handen zijn onheilspellend dicht bij 't kindergezichtje. . .Het kind heft de handen op om de juffrouw af te weren, maar haar grove vuist omklemt ze. Doch hij heeft zijn voeten nog en met de hak van zijn laars treft hij juffrouw Rigger's scheenbeen. Sprakeloos van toorn opent ze een kast waar 't naar muf papier ruikt.

„Daar! daar mag je van nacht slapen, stoute aap!"

Zij schuift den grendel voor die deur en vertrekt.

Met gebalde vuistjes staat de kleine man te stampvoeten in