— 192 —

„En ik heb er pas een cadeau gekregen en er bijna niets van gebruikt!" sprak de ongelukkige op den toon van iemand die een stelling oppert aan welker waarheid hij reeds twijfelt.

„Mijnheer, ik weet niet wat gij meent; maar dit weet ik, er is geen kaas!"

Met een diepen zucht: „Nu — dan maar een botram zonder iets; en... Juffrouw, breng dan vuur in mijn kachel boven, en houd deze aan voor 't jongetje...."

„Ja!" grijnsde de juffrouw, terwijl zij naar de kachel keek die sedert een uur koud was, „deze zal ik aanhouden voor't jongetje."

II

Stephan sliep op een bovenkamertje. Hij was zeer bang dien eersten nacht. Toen hij daar alleen werd gelaten, overmeesterde de angst hem zoozeer dat hij geheel gekleed in bed ging en de dekens zóó dicht over 't hoofd trok dat hij vreesde te stikken.

Hij meende dat juffrouw Rigger zou komen en hem zou bijten met haar groote tanden.

Bij 't ontwaken riep hij: „Marietje" !

Marietje was zijn jongste speelmakkertje op Villa Franca. In plaats van haar, verscheen zijn Medusa en beknorde hem over de euveldaad van dat „heelemaal gekleed" slapen. Juffrouw Rigger wist beter fluweelen pakjes te waardeeren; zij zou 't wegbergen — in haar beurs.

Stephan ontbeet in de groote benedenkamer met zijn voogd. Deze drinkt slappe thee, maar daar thee zenuwachtig maakt, staat voor 't kind een glas water gereed.

„Zoo Stephan! je hebt goed geslapen, niet waar?"

„Ja mijnheer"....

„Ik had je wel thee willen geven, maar juffrouw Rigger zegt dat thee niet goed is voor kinderen."

In de hoofdjes van kinderen kunnen soms zeer logische gevolgtrekkingen ontstaan en zonder eenige bewustheid dat zijn vraag naïef was, vroeg Stephan, de heldere oogen tot zijn voogd opgeslagen: . „Woont u bij juffrouw Rigger" ?

De waarheid was den voogd te machtig. „Ja," antwoordde