— IQI —

gen de valgordijnen voor de ramen omlaag. Het kind liep de kamer op en neer en telde de strepen van het vloerkleed. Een streep, een stap — een stap, een streep

Daarna lichtte hij de gordijnen op en keek naar buiten en zag steenen en regen die uit de goten stroomde, en een enkel rijtuig met een natten koetsier.

Meer zag hij niet in die stille straat en hij luisterde naar elk geluid, dat in zulk een deftige wijk altijd zeer plechtig wegsterft, er nimmer opgaat in een koor van allerlei klanken.

Eindelijk vernam hij 't geluid van een gaap: Verblijdend teeken van ontwaken!

„Ach zoo! zoo Pas gekomen niet waar?"

Ja Mijnheer!"

„Ik sliep, niet waar?...." Ja Mijnheer!. ..."

„Zoo! zoo! ach zoo!" vervolgde Stephans voogd, terwijl hij zenuwachtig speelde met de kwasten van zijn huiskleed.

„Ën Juffrouw Rigger heeft je gehaald, niet waar?"

„Nee mijnheer, een groote vrouw met een groote paraplu heeft me gehaald."

„Zoo! zoo! Ik sliep, niet waar?"

Verwonderd zag de kleine jongen hem aan en herhaalde het antwoord niet. Zijn voogd voelde zich blijkbaar verplicht, een commentaar te geven op de geuite vraag:

„Ik had geen boeken hier, weet je? je bleeft zoolang weg en Juffrouw Rigger had vergeten mij tabak te geven. .. . Heb je ook honger Stephan?" vervolgde hij op een toon alsof de bevestiging van die vraag een groote uitredding zou zijn voor het discours. Hij trok aan 't schelkoord zonder naar 't antwoord te luisteren. Juffrouw Riggers slofgang werd gehoord.

„Juffrouw, haal even wat eten voor het jongentje."

„Er is geen eten over, Mijnheer!"

„Er is veel overgebleven, Juffrouw."

„Mijnheer, er is niets over. ..."

De heer Raman zweeg als een gebiologeerde.

„Geef hem dan een botram met kaas...."

„Er is geen kaas in huis Mijnheer!...."