— 176 — V.

Ue gevolgtrekkingen uit de voorafgegane beschouwingen kunnen in het kort aldus samengevat worden:

Het naturalismus vertegenwoordigt geene oorspronkelijke en op zichzelve staande gedachte in de kunst, het is niets anders dan tot het uiterste volgehouden realismus. Dit laatste neemt trouw aan de werkelijkheid, ongeacht alle persoonlijke ethische en aesthetische opvattingen, als eenige wet voor den kunstenaar aan. De reactie van het realismus tegen het phantaseeren, waaraan in den nieuweren tijd inzonderheid de romantische school zich zoo zeer schuldig gemaakt heeft, wordt door het naturalismus slechts met meer klem voortgezet. Gelijk het met dergelijke bewegingen pleegt te gaan, vervalt het naturalismus in overdrijving door aan den eisch van getrouwheid te voldoen tot slaafsche gebondenheid, ook daar, waar de werkelijkheid volstrekt onaesthetisch wordt. Een uitvloeisel van dit streven naar waarheidsbetrachting is een zucht naar nauwkeurige wetenschappelijke kennis, in zoover die voor de behandelde onderwerpen gevorderd wordt, welke zucht vaak ontaardt in het ten toon spreiden van holle schijngeleerdheid.

Zola bezit al de deugden en al de gebreken der naturalistische school. Hij weet de werkelijkheid met verrassende juistheid terug te geven, maar hij is bij herhaling even als de werkelijkheid zelve, onartistiek, plat en gemeen. Zijne kennis van zaken komt, zoo al niet in degelijkheid, dan toch in nauwkeurigheid vaak aan die der vakmannen nabij, maar hij heeft een zwak voor het bezigen van dikwijls kwalijk begrepen wetenschappelijke uitdrukkingen en voor het ontwikkelen van vermeend wetenschappelijke theoriën, die slechts getuigenis afleggen van zijne volslagen onwetendheid op dit gebied. Zola is voor drie vierden een kunstenaar en voor ée'n vierde een „pédant en us." Overigens onderscheidt hij zich door ongemeene nauwgezetheid; zijne werken zijn overdacht, en aan den vorm besteedt hij de uiterste zorg. Hij heeft vooral een buitengewoon talent van beschrijven: hij weet niet slechts het zinnelijk waar-