— !73 —

lijk der dingen, niet slechts hetgeen men met verkrachting van den zin des terms „das Ding an Sich" zou kunnen noemen, maar ook de gewaarwording, die de zinnelijke waarneming van het voorwerp bij ons opmerkt. Wanneer hij eenen stapel opengesneden meloenen teekent, bepaalt hij zich niet tot het nauwkeurig aangeven van vorm en kleur, maar hij brengt den indruk, dien de bleeke tinten, en de waterige, Hauwzoete geur der vruchten op ons maken, tevens onder woorden. De schrijver misbruikt dit talent echter herhaaldelijk, en wel op tweederlei wijze: in de eerste plaats door te lang gerekte en te vaak terugkomende beschrijvingen — deze beslaan in sommige zijner romans twee derde gedeelte van het boek — en voorts door zijne kunst te verkwisten aan het onbelangrijke of aan het platte en gemeene, dat, voor zooveel noodig, slechts aangeduid, maar waarop in geen geval te groote nadruk gelegd mag worden. Voor Zola, als naturalist, hebben evenwel de schattingen van onbelangrijk, plat en gemeen geene waarde, alles staat voor hem gelijk als stof ter behandeling, van daar, dat hij de kaaskelders in de hallen of het inwendige van eenen slachterswinkel even uitvoerig en met evenveel liefde teekent als de Paradou-warande of eenen zonsopgang over Parijs. Stadsgezichten van Parijs behooren tot zijne meest geliefkoosde doeken; in zijne verhalen, waarvan het tooneel der handeling daar geplaatst is, krijgt men ongeveer om de twintig bladzijden eene kleine schets, eene straat, een paar winkels, een halve muur van eene kerk, en om de zestig bladzijden een groot paneel bij morgenzon, avond- of maanlicht. In U n e page d'amour worden die telkens terugkeerende, eindelooze beschrijvingen van Parijs eene ware ergernis onder het lezen, vooral omdat ze hier kunstmatig aangebracht zijn en niet noodwendig tot het geheel behooren als de natuurschilderingen in de twee hier boven besproken idyllen. Het even genoemde werk, tot dusver het voorlaatste uit de reeks, in eenen geheel anderen trant en toon dan de andere, daartoe behoorende romans, geschreven, maakt daaronder den indruk van eene vreemde eend in de bijt. Hélène Mouret, de heldin der geschiedenis, behoort, doch enkel door haren naam,