natuurschildering ligt, behalve in den ongemeenen rijkdom van zijn palet, in den innigen band tusschen die natuur en de menschen, die daarin leven. Het landschap in den eersten en den vijfden roman uit de reeks der Rougon-Macquart's vormt geen bijwerk; het is daarin onmisbaar,

La Curée, dat op La fortune des Rougon volgt, teekent, zoo als de titel reeds aangeeft, het oogenblik, waarop de handlangers en bentgenooten van den tot keizer gekroonden man van 2 December, zich met woeste graagte op de buit werpen, hun door den Staatsgreep bezorgd. Oneerlijke bankiers en speculanten, eerzuchtige staatslieden, hebzuchtige vrienden en vleiers van de machthebbenden van het oogenblik, kwasterige saletjonkers, door merg en been verdorven pronkers, oude mannen voor wier zonden nauwelijks namen bestaan, veile vrouwen, gemeene fortuinzoekers, avonturiersters van meer dan verdacht gehalte, een hof zonder een grein van zedelijkheid, gelikt en nagekropen door al wat in den modder vooruit zoekt te komen, ziedaar de verrotte wereld, die ten tooneele gevoerd wordt in La Cureé en in Son Excellence Eugène Rougon, dat, hoewel vijf jaren na het eerste verschenen, zich door den inhoud daarbij aansluit. In beide werken heeft Zola te schelle kleuren gebezigd; van alle zijden Is de opmerking gemaakt, dat daarmede geene romans, maar pamphletten geleverd waren. Er komen echter bladzijden in voor, die tot de beste behooren, welke zijne pen gegeven heeft. Zola's talent kenmerkt zich bovenal door eene merkwaardige gave van beschrijving. Zijne schilderingen tintelen van waarheid en aanschouwelijkheid ; ik herinner aan die van den terugkeer uit het bosch van Boulogne, aan die der verschillend behangen en gestoffeerde vertrekken in Saccard's hótel uit La Curée, aan die van het doopfeest van den keizerlijken prins in de Nótre Dame, uit Eugène Rougon, eindelijk aan die der groenten-, der bloemen- en der vischmarkten in de groote Halles Centrales uit Le ventre de Paris, welk laatste werk — hier heeft de heer Ten Brink zijn geliefkoosd adjectief ten rechte gebezigd — een „reusachtig stilleven" is met eenige kleine genrestukjes er om heen. Zola schildert echter niet slechts het uiter-