— i7i —

het lezen der geschiedenis van Zola's beide paren, rijst onwillekeurig de bekoorlijke groep van Bernardin de Saint-Pierre voor den geest. Toch bestaat er slechts een zeer oppervlakkige overeenkomst. De schrijver der i8de eeuw heeft eene dichterlijke, onschuldige genegenheid geteekend, ten eenenmale „vrij van aardsche smetten;" het gevoel, dat Paul en Virginie voor elkander koesteren is even rein en even hoog boven het stoffelijke verheven als de vlekkeloos blauwe hemel boven hunne hoofden. Zola's jongelingen en meisjes zijn daarentegen in den nadrukkelijksten zin menschenkroost; hen verbindt in hunne kinderjaren kameraadschap, maar, zoodra zij de kinderschoenen ontwassen zijn, een steeds machtiger wordende hartstocht, waaraan het dichterlijke gevoelselement nagenoeg geheel ontbreekt. Bij Bernardin de Saint Pierre eene onvermengde gemoedsaandoening, zacht en teeder als het wit der leliën; bij Zola zinnelijkheid, natuurdrift zonder eenige dweeperij. De eerste idealiseert, toovert ons eenen liefelijken droom voor de oogen; de laatste — wij krijgen dezen indruk met onweerstaanbare kracht — geeft de volle, tastbare werkelijkheid van spieren en bloed. Sprak ik hooger op van het poëtische in de hier bedoelde idyllen van Zola, dan had ik niet het oog op de teekening zijner beide gelievenparen, maar op die der omgeving, waarin zij zich bewegen. Die omgeving doet niet bloot den dienst van de lijst om eene schilderij. De teekenachtige omstreken van Plassans en le Paradou, het heerlijke, verwilderde park, beide zuidelijk, zonnig, weelderig, de lucht vervullend met de geheimzinnige werking eener machtige vruchtbaarheid, vol dwarrelende geuren, zoet ontzenuwend of zwaar bedwelmend, geheel die zinnelijke natuur werkt mede om den hartstocht te doen ontwaken en tot eenen laaien brand te ontvlammen. Silvère en Miëtte laten zich niet denken zonder de bosschen met de donkere, spiegelende kom, zonder het voormalige kerkhof, bezwangerd met de zware uitwaseming van vette klei en de flauwbittere lucht der doodsbeenderen. Serge en Albine kunnen niet losgerukt worden uit de bloeiende pracht van den overschoonen Paradou, den verwaarloosden, tot de woestheid van het maagdelijk bosch teruggekeerden tuin. De kracht van Zola's