- i58 -

tasie, maar kennis van de werkelijkheid. Wil een auteur eene fabriek en het leven der arbeiders aldaar beschrijven, dan moet hij in die omgeving te huis zijn als een oudgediende opziener; hij moet de inrichting, de werktuigen, de verdeeling van den arbeid, de loonen, de eigenaardige vaktermen, de taal der werklui kennen, alsof hij jaren in hun midden had doorgebracht. Wil hij den lezer tegenover een ziektegeval plaatsen, dan dient hij dit in het hospitaal, aan het ziekbed, even goed als uit medische werken bestudeerd te hebben; de diagnosis en het gansche verloop der kwaal, van het ontstaan tot de genezing of het geweldadig einde, mogen voor hem geene enkele onbekende bizonderheid hebben. Hij moet handelsgebruiken, fabriekswezen, warenkennis, landbouwkunde, rechtspractijk, staatsinstellingen, anatomie, psychologie en geneeskunde, elk vak, dat rechtstreeks of zijdelings aan de door hem behandelde dingen raakt, grondig beoefend hebben in die onderdeden, welke hij voor zijn werk noodig heeft.

Ziedaar in enkele groote trekken de methode of, juister misschien, het ideaal van het naturalismus aangegeven.

Laten wij thans, eveneens zonder te uitvoerig te worden, het voor en tegen dier methode nagaan.

III.

Vooreerst het hoofdbeginsel van volstrekte waarheid in het teruggeven van het leven en de natuur.

Hierboven is het beeld gebezigd van den naturalist, die zich van een photographeertoestel bedient, waarin alles zonder onderscheid wordt opgevangen. Tot nog toe houdt de overgroote meerderheid, onder het publiek, zoowel als onder de kunstenaars, meer van schilderijen dan van photographicn, zelfs dan wanneer de eersten slechts redelijk en de laatsten voortreffelijk zouden zijn. Intusschen hebben goede photogra-