— 152 —

stoord, dat kroegenkanalje den weg verspert aan de G r a n d e s Dames onder zijn geleide, waagt, met eer.en trek van viesheid om neus en mond, zijn fijne, lichtgekleurde handschoenen er aan om het onwelriekende goedje op zijde te dringen. Men weet waarop hier gedoeld wordt: een artikel van Paul de Saint Victor in den Moniteur; eene mondelinge uitlating van Hugo, door de Figaro wereldkundig gemaakt, de voorrede bij een tooneelstuk en het naschrift bij eenen roman, L'Etrangère en L'évental brisé.

Evenzoo gaat het hier en daar in den vreemde toe. Met name hebben in ons land verscheidene mannen van de pen met meer of minder nadruk van hunne waardeering der kunstleer en de kunstwerken van Zola doen blijken. Vóóraan onder hen Dr. Jan ten Brink , die zich in geschrift op geschrift heeft doen kennen als de Nederlandsche apostel van den profeet van het naturalismus. En met welk eenen ijver schaart men zich ginds en hier onder de belijders of tegenstanders! Bij velen, indien niet bij de meesten der beoordeelaars dezelfde hartstochtelijkheid , welke eene halve eeuw geleden den strijd tusschen de romantieke en classieke scholen kenmerkte. Bepalen wij ons tot een tweetal voorbeelden, tot eenen Franschen en eenen Nederlandschen beoordeelaar. Het is de meer genoemde Paul de Saint Victor, die het volgende schrijft.

„Ik heb mij weinig bewogen in de romanwereld van den heer Zola, omdat ze voor mij onbewoonbaar is. Deze week heb ik voor het eerst, daartoe door eene vervelende dienstplicht gedwongen, het kelderluik geopend, dat toegang geeft tot den Assommoir. De indruk, dien ik onder de lezing verkregen heb, is die van eenen schrijver zonder eenige oorspronkelijkheid, een geboren navolger, die hoogstens de verwen had mogen mengen voor Balzac, dien hij parodieert en voor de heeren Flaubert en De Goncourt, van wiens werken hij wreedaardige caricaturen levert. Het schelle nog scheller, het schreeuwende nog schreeuwender te maken, de grimas nog scheever te vertrekken , het lage nog dieper te verlagen, ziedaar de eenige kunstgreep van dezen, ondanks al zijn slaan en schoppen in het gareel, tusschen strengen beknelden geest, die voren denkt te