— i5i —

kende, die zich daarin gemengd hebben. De waarheid gebiedt te vermelden, dat zich van dezen meer in het vijandelijke dan in het bevriende kamp bevinden. Bovendien laten, onder de gildebroeders van dezen rang, de bestrijders meer van zich merken dan de bondgenooten; terwijl de eersten zich duchtig roeren, schijnen de laatsten zich liefst buiten het gedrang te willen houden. Is het ook, omdat noch een Gustave Flaubert, noch een Alphonse Daudet, noch een Edmond de Goncourt, alle drie door Zola tot de weidenkenden gerekend, zijne letterkundige geloofsbelijdenis onvoorwaardelijk zouden willen onderschrijven? Voor mij staat dit van deze trits vast. Anderen zullen de veronderstelling zonderling, zoo niet ongerijmd vinden ten aanzien der twee, die, de een aan eene Fanny Bovary, de ander aan eene Fille Eli sa het aanzijn geschonken hebben. Maar ik vraag of men den auteur, die later La tentation de Saint Antoine en Les trois contes schreef, of men den even sierlijken als getrouwen schilder van terecht geroemde portretten en stillevens uit Marie Antoinette's eeuw zal verdenken van het zoogenaamde naturalismus voor het laatste woord der kunst te houden ? De Goncourt heeft trouwens onlangs, zonder namen te noemen, duidelijk te verstaan gegeven, dat hij het teekenen eener wereld, als in La fille Elisa en L' A s s o m m o i r voorkomt en op de wijze als zulks geschied is, niet zulk een buitengewoon litterarisch heldenstuk acht, als waarvoor sommigen het aanzien.

Omtrent hetgeen men aan de overzijde denkt, kan niemand in twijfel verkeeren. Paul de Saint Victor, Victor Hugo, Alexandre Dumas, Arsène Houssaye, geen hunner, die doekjes om zijn oordeel windt, zij het ook, dat de beide laatsten vermijden den naam van den schrijver der Rougon Macquart's uit te spreken. De Saint Victor, ontstemd, zich driftig makend, en het fijne staal, dat zoovelen aan zijn wapenrek bewonderd hebben, te goed achtende, slaat er op los met eenen hier of daar in een hoek gevonden knuppel. Hugo, kort en uit de hoogte, veroordeelt in twee woorden. Dumas gaat er bij zitten en wijst den ander kalm, uitvoerig, geestig en onwederlegbaar te recht. Arsène Houssaye, verbaasd en ver-