— H§ —

wijsgeer, die tegenstrijdigheden in de christelijke leer ontdekt en bloot legt, om hem ons eindelijk te doen liefhebben als den bevalligen dichter der zoetvloeiende liedekens:

Ich hoer iu sö vil tugende jehen, (Lachmann 43, 9.) Muget ir schouwen waz dem meien ( „ 51 , 13). Under der linden an der heide, ( „ 39, n).

Eveneens missen we een schets, een schildering van het ontstaan en de beteekenis van een gedicht als Parzival, zoowel als een ontleding, eener zoo beroemde figuur als Gotfried v. Straszburg. Voortgaande ontbreekt elke beschouwing deiverhouding die ten tijde van mannen als Gryphius en Opitz, Fleming en Vondel tusschen Holland en Duitschland bestond.

Andere punten van vergelijking, die deel hadden moeten uitmaken van schrijvers letterkundige geschiedenis, zijn bijv. de verdiensten van Wieland, op 't gebied der duitsche litteratuur eenmaal, om het realismus, dat zijne geschriften kenmerkt , andermaal, omdat hij in de hoogere standen belangstelling voor de duitsche letteren wist te wekken en eindelijk in de verrijking der taal en der metrische vormen.

De philosophie hebben we reeds vroeger genoemd; de invloed, dien philosophen als Kant, Fichte (Reden a/d deutsche Nation) Schopenhauer, E. von Hartmann, die mannen als Lavater, Jacobi gehad hebben, vertoont in de letterkunde overal hare sporen en dient in een letterkundige geschiedenis aangewezen te worden.

Omdat de schrijver niet aldus te werk ging, is zijn verhaal te eentoonig geworden. Nergens vinden we die verheffing, die het landschap zoo bekoorlijk doet zijn. Hier is alles eene effene * vlakte. Nergens behoeven we onze krachten te verzamelen om den voor ons verrijzenden berg te beklimmen. Evenmin als een vlak landschap eenen verheven indruk achterlaat, evenmin doet dit schrijvers boek. Alles is hier zonder leven, zonder innerlijke noodzakelijkheid. t» De schrijver geeft in de 8 bldz. van zijn voorbericht eene