— H5 —

onderwerp, dat Rousseau in zijn „Contra t social" behandelt. Emil noemt hij het natuurlijke evangelie der opvoeding. Het grondthema in Schiller's „Rauber" is van Rousseau. De duitsche padagogen deelen Rousseau's meening. Boeken als de Foe's „Robinson," door Campe vertaald, schatten zij hoog. In één jaar werden drie oplagen verkocht. Dat is nog eens „der freie Mensch". Nog lang daarna wordt deze stof dichterlijk behandeld. Tieks: „die Insel Felsenburg" en (de Beer bladz. 86) Chamisso: „Sales y Comez" bewijzen dit.

Deze en dergelijke punten van vergelijking mag een schrijver eener letterkundige geschiedenis heden ten dage niet buiten spel laten, sedert iemand als Hettner in zijne Culturgeschichte des l8° J. en in zijne „Französische Literaturgeschichte," al deze punten aangeduid of uitgewerkt heeft.

Doch niet alleen aan vreemde kunstbroeders ontleenden de eersten onder de duitsche dichters hunne karakters, hunne vormen of ideën, die hunne stukken beheerschen. Ook bij hunne landgenooten vinden zij veel wat hen past. Wat een Herder aan Hamann, den Magus van het Noorden te danken heeft, blijkt ten duidelijkste uit het streven van Herder, dat altijd op universaliteit gericht is, dat hem alles wat op zich zelf staat doet Veroordeelen en wat de oorzaak is van den grooten invloed, dien de vijf jaar oudere Herder op den Straatsburger student Goethe had. Herders liefde voor de poëzie, der verschillende volkeren in de periode hunner jeugd, dankt hij aan Hamann, wien het Oude Testament de reinste en de edelste bron toeschijnt, waaruit alle poëzie welt.

In Schiller's „Rauber" vinden we ontleening van figuren bij Leisewitz, Lenz en Klinger. Vooral aan de „Sophie" van Miller, toen ter tijde zeer geliefd, ontleent Schiller veel. Hij kende het stuk door eigen aanschouwing. Als Schiller in de Anthologie een grafschrift op Klopstock en Wieland schrijft, herinneren we ons onmiddelijk het beeld van den linker en den rechter ridder in Bürger's „Wilde Jager." De markies in „Don Karlos" zoude een man als Nathan der Weise worden. Hier heeft de analogie Schiller eenen leelijken poets gespeeld.