— H3 —

Wij zoeken overal te vergeefs het innerlijke ontstaan van een werk evenals de innerlijke ontwikkeling van eene letterkundige persoonlijkheid. Dit toch hangt samen. Het een is niet te bereiken zonder het andere te geven. Ken den man en gij verstaat zijn werk. Laat ons dit om duidelijker te zijn een oogenblik de subjectieve geschiedenis der letterkunde mogen noemen. Naast haar gaat de objectieve geschiedenis, d. w. z. die van land en volk waartoe de schrijver en zijn werk behoort.

Ook die ontbreekt in dit boekje. Volkomene afwezigheid van slechts een enkelen trek om het tijdperk, waarin de dichter leeft te kenschetsen. Wij vernemen in deze letterkundige geschiedenis niets van de wijsbegeerte, die door den geleerde in de studeercel uitgedacht wordt, noch van hare overbrenging en behandeling op den akademischen leerstoel; niets van de gangbare theologische beschouwingen, en de maatschappelijke vraagstukken noch van de beroemde kanselredenaars: alles momenten, die toch op verschillende tijdstippen meerderen of minderen invloed in duitsche landen uitoefenden.

Wat toch hangt nader samen met de poëtische schepping van een volk, dan de. wijsgeerige stellingen, hunne gevolgen en kerkelijke leerstukken, als invloeden, die deze scheppingen kleur en karakter geven ?

Er is een ander moment in de ontwikkeling eens volks, 't welk door den schijver, ook bijna niet aangeraakt is, en dat somtijds van grooten invloed blijkt op den arbeid en de voortbrengselen van letterkundigen. Ik bedoel de landsregeering, somtijds ook — en dit laatste vooral in Duitschland — het hof. Ik behoef slechts Frederik den Groote, aan wiens hof Voltaire gevierd en van wiens hof Lessing verwijderd gehouden werd in de herinnering te roepen, om u dadelijk het betreurenswaardige te doen inzien, dat niet Schiller door een of ander gekroond hoofd geprotegeerd is geworden.

Eindelijk behoort de schrijver eener letterkundige geschiedenis, wèl te bedenken, dat geene natie op zich zelve staat; dat: „wer den Besten seiner Zeit genug gethan hat, gelebt hat für alle Völker" met een kleine verandering der dichterlijke uitdrukking, dat de voornaamste dichters altijd bij andere volken ter markt gegaan zijn —