T. H. DE BEER'S LOSSE BLADEN UIT DE GESCHIEDENIS DER BESCHAVING.

„Das Alte stürzt: es Sndert sich dieZeit Und neues Leben blüht aus den Ruinen." Freiherr v. Attinghausen. Wilh. Teil.

Van den uitgever J. Rinkes Jr. te Arnhem ontvangen we ter aankondiging een werkje van de hand van den Heer T. H. de Beer; getiteld: „Letterkundige Geschiedenis van Duitschland." Volgens den dubbel titel is dit werkje het eerste blad van een reeks: „Losse bladen uit de Geschiedenis der Beschaving."

Op bladz. 84 waar de schrijver den oude Goethe der romantische school — vergelijkt bij den vrijheer van Attinghausen, die ook den dageraad van een nieuwen morgen had zien aanbreken, komt ons bovenstaand gevleugeld woord van Attinghausen in den zin, om er dadelijk bij te voegen: Dat juist ontbreekt aan de Beer's werk. Hij vergeet, dat er nieuw leven bloeit uit de ruinen.

Zijne letterkundige Geschiedenis is geen geschiedenis d. i. geen aantooning van het onderling verband tusschen voorafgaande oorzaken en daarna verschijnende gevolgen. Wij zien nergens bij de Beer hoe het komt dat b. v. Lessing zijne Hamburgische Dramaturgie schrijft of Goethe zijnen Werther.