89 —
De Zeven Joffers»
Kunstzaal Buffa & Zn., Amsterdam.
Van de Zeven Amsterdamsche Joffers — zooals de heer Johan Siedenberg, de eigenaar van de Kunstzaal Frans Buffa 6 Zonen, het vriendinnenkransje der zeven Amsterdamsche schilderessen geestig doopte, — is er sedert eenige jaren een getrouwd : de portret- en stilleven-schilderes Betsy Osieck. Zij is in het huwelijk getreden met den bekenden kunstvriend en -verzamelaar ml. H. K. W e stendorp, en zij heeft haar kunst daardoor, gelukkig, niet behoeven op te geven, -— integendeel. Doch de andere zes hebben heur jofferschap, mèt heur onderlinge vriendschap, weten te bewaren, en zij stellen nu met de haar „ontrouw geworden joffer" in de bovengenoemde kunstzaal heur werk ten toon.
Er is een zekere overeenkomst tusschen het werk van deze zeven dames, — al is heur palet ook tamelijk verscheiden en al behandelden zij niet allen hetzelfde onderwerp. Doch eene mej. Van Regteren Alte n a en eene Coba Ritsema hebben ieder iets eigens, wel is waar, doch daarnaast vertoonen zij in heur werk toch eene groote overeenkomst. Coba Ritsema is misschien iets sterker van kleur, mej. VanRegterenAltena weer iets fijner, iets gevoeliger : doch van de laatste doen een bloempotje met cactus (no. 13), een groene vaas (14) en een stilleven „schrijfgerei" (15), in kracht van kleur niet onder voor de stillevens en de bloemen, welke haar, als koloriste bij uitnemendheid bekende, kunstzuster Coba Ritsema inzond. Haar zuiverheid van kleur, vooral in no. 19 en 20, is echter te roemen boven die der meeste overigen. En ook geeft zij veel atmosfeer, — eene eigenschap die men in de eerste plaats ook vindt bij de zéér verdienstelijke J a c o b a S u r i e, die met stillevens en een jongensportret, — haar specialiteit, — zeer goed voor den dag komt. De plank met schildersgerei (no. 24) en de fleschjes (no. 23) zijn zeer geslaagd : kleur en schikking zijn natuurlijk en smaakvol, — en in de studie van een jongen tusschen bloemen heeft zij een moeilijk vraagstuk opgelost, — eene opgave, die zij zichzelve met veel durf heeft gesteld.
Een van kleur zeer levendig schilderijtje is het stilleven met Spaansche kruik van mevrouw Westendorp-Osieck. Prachtig is hier het diepe groen met de blauwe reflexen. Daarentegen zijn de Haringen (no. 10) en een stilleven met schelvisch minder geslaagd : de schilderes heeft zich hier te veel laten afleiden door het licht en de kleurwerking en is daardoor aan stof-uitdrukking te kort geschoten. Doch
haar portret van haar vriendin en kunstzuster L i z z y A n s i n g h maakt alles goed : fijner, en tevens expressiever pastelteekening kan men zich niet denken. Hier ligt al de gedistingeerdheid in, die geportretteerde èn portretschilderes eigen zijn, — dit is een werk dat alléén kon ontspruiten aan eene kunstenares van hooge beschaving en van fijn gevoel. Het is het glanspunt der tentoonstelling.
De door Ans van den Berg geëzposeerde bloemstukken zijn meerendeels van vroegere tentoonstellingen bekend. Sterk van kleur zijn de riddersporen (no. 6), zeer fijn is de witte camelia (no. 4). Ook het bloemstuk no. 7 is om zijn fijnen zilvergrijzen toon te waardeeren.
Is er dus vooral tusschen de vijf genoemde schilderessen — naar men ziet — ook wat de door haar behandelde onderwerpen betreft, veel overeenkomst. — de beide andere dames volgen een geheel anderen, eigen weg : Lizzy Ansingh, de schilderes van poppen-komposities, portretten en interieurs, en Nelly Bodenhei m, de fijne verluchtster van kinderboeken vooral, die met een zeer eigen procédé va.i hand-weefwerk voor den dag komt.
Lizzy Ansingh heeft, buiten het gecatalogiseerde, noq verschillende kleine werken ingezonden. De catalogus vermeldt er namelijk slechts een drietal.
Een van haar oudere werken, — een apothekerswinkel, met een ouden apotheker er in, een kind dat een recept komt brengen, en een bultenaar die als bediende fungèert, — doet de vermaarde kunste.iar^s nu helaas juist niet van haar sterksten kant kennen. Wel heeft het interieur veel atmosfeer, is de oude „toon" goed getroffen. — maar het is wat kleurloos, doodsch, en het steekt sterk af bij haar latere, eii vooral veel geestiger, werken.
, Van deze laatste krijgt men fijne proeven te zien in „De Oud-Indisch-gast", de „Wijsgeer", en „De Schrik" vooral, — eene kompositie vol fantazie en meesterlijk van kleurenbouw. Er zijn ook kleinere poppen-komposities. Zéér geestig is vooral die kleine kompositie : „Het Torntje", van vroeger velen nog wel bekend. En van Nelly B o d e n h e i m's zeer persoonlijk talent zijn de op grof stramien „geweven komposities" van Russische danseressen, van dans-tooneelen en van fantastische figuur-groepen, het resultaat. Héél fijn is de kompositie „Vlinders". Andere, zonder bekende titels, maar van kleur en teekening zeer beschaafd en kunstvol gekomponeerde tafereelen boeien eveneens^ zooals die van twee en met vier danseressen.
De „zeven joffers" komen met heur tentoonstelling zeer belangwekkend voor den dag. Men verzuime niet vóór 30 November ze te gaan bezoeken.
N. H. WOLF