- 87 -
—■ (waarover hier achter het een en ander wordt gezegd), — en de sekretaris deed een keuze uit de telegrammen : van mevrouw Mann-Bouwmeest e r, die door ziekte van haar zoon verhinderd was ; van Sophie Heilbron, Henriette van Kuyk, Pierre Mols, Folkert Kramer, van den opera-directeur Dé si ré Pauwels, en van anderen.
Ten slotte dankte de jubilaris.
De heer Tartaud verzocht den heer Wolf zijn dank over te brengen aan wethouder W i b a u t, voor de eer die hij hem had aangedaan, door als eere-voorzitter der kommissie te willen optreden. Hij dankte vervolgens de kommissie, en in het bizonder haren woordvoerder, benevens de overige sprekers van den avond. Voor alle had hij een wèl-gekozen woord, — en ook richtte hij zich tot pers en publiek.
Aan de pers vroeg hij vooral te willen doen uitkomen, dat het hem bij zijne jubileum-viering niet om kommissies en de traditioneele enveloppe is te doen. In dezen tijd achtte hij het zeer bezwaarlijk dat er geld Wordt bijeengebracht, — gelukkig heeft hij het ook
niet noodig. Maar wèl is hij gesteld op volle zalen.
Wat zijn optreden in dit milieu betreft, — ook zijnerzijds vindt hij het een eer, met dit jonge gezel-schap, dat zich in zóó korten tijd een naam heeft verschaft, te mogen samenspelen. Hij noemde de opvoeringen van „Blanke Ballast" een triomf en hij is overtuigd, dat, als het gezelschap straks met dit stuk naar Rotterdam komt, de Groote Schouwburg te klein zal blijken. In den hem dezen avond geschonken gouden ketting zag hij een symbool : bij een vorig jubileum had hij van Rotterdam den gouden ketting gekregen dien hij dezen avond droeg. Hij zou beide kettingen aan elkander schakelen — en zoo zag hij in de toekomst, als hij een eigen gezelschap zal hebben gevormd, met het Nieuwe Nederlandsch Tooneel ook eene verbintenis Amsterdam—Rotterdam.
Ten slotte 'dankte'hij alle aanwezigen voor hunne hartelijkheid hém dezen avond bewezen, dien hij zéér geslaagd achtte en dien hij nooit vergeten zal. Na nogmaals de sprekers te hebben bedankt, barstte het publiek nogeens in een hartelijk applaus uit, — dan viel het scherm over deze mooie en hartelijke huldiging. * *
Eene alleraardigste en echt hartelijke hulde is den heer Tartaud gebracht door den eigenaar van een bekende Amsterdamsche koffer fabriek, in den vorm van een geschenk, namelijk : een zéér fraaien, lederen handkoffer, vergezeld van een schrijven en een gedicht a la den Schoolmeester. In het schrijven staat, — zooals de heer V a n P r a a g bij de huldiging mee¬
deelde, — dat „omdat tooneelspelen en reizen zoo ongeveer bij elkander hooren", .— de schenker den jubilaris een handkoffer aanbiedt, „dien hij gerust aan iedereen mag laten zien", doch waarbij hij dringend verzoekt zijn naam niet te noemen, „omdat het anders naar reklame riekt, en dan mist het geschenk zijn doel".
Deze fijne hulde was, als gezegd, vergezeld van een „gedicht", waarop geen kritiek mocht worden geoefend, want — zegt de schrijver — „ik ben koffer^ maker en geen dichter' .
Toch vinden wij het aardig, er iets van te geven. Het begint namelijk aldus:
'k Zag het levenslicht te Rotterdam, Ging daar op school en kwam Daar later in de leer. Mijn baas deed in koffers en zoo meer. Hij woonde Coolsingel, hoek Aert-van-Nes, En de zaak marcheerde best. Mijn baas — die was een goeie vent : Jan Boyen was zijn naam. Hij was bekend Bij iedereen, maar vooral bij de komedianten. Dit was de naam dien men destijds dien menschen gaf. En door dien omgang en door de schouwburgbuurt Had ik „vrij-af" in de komedie. Niet op den laagsten rang, — o, neen ! ,Op den eersten, — d. w. z. . . . van boven af, Daar zag ik ze spelen : de thans oude garde, 'k Herinner me goed: Tartaud zat in een boom. 'k Weet niet meer welk stuk, —
Maar hij schoot een Spanjaard zijn rechterhand aan
[flarden.
Een anderen avond, — 'k vergeet het nooit, — Tartaud stond op een luik. En F a a s s e n, De marqué, — een hoogepriester in de kunst, — Zou Tartaud plots doen verdwijnen. Dat was voor mij te veel. Ik riep zoo hard ik kon :
>;Ga daar vandaan ! Die fielt "
Maar verder kwam ik niet, hoe gek 't mag schijnen, —
Ik kreeg een oorveeg... lang niet mis...
Van B r i 1 — 'k vermeen : zoo was zijn naam —
Den oppasser-suppoost,... als ik mij niet vergis,...
Met de vermaning, dat, als ik dat wéér mocht lappen,
Men mij in hoogst-eigen persoon
Er heel gauw uit zou trappen.
En zóó gaat het „gedicht a la Schoolmeester" verder. De schrijver-koffermaker — zijn initialen zijn (dit willen wij wel verklappen:) J. F. V. — vertelt dan, hoe hij naar Amsterdam verhuisde, daar trouwde, en gelukkig met een vrouw die óók veel van theater hield. En samen gingen zij eens per week naar het) Rotterdamsch Tooneel, „dat altijd bovenaan stond", — eerst