— 86 —
Tartaud's in „Vorstenschool" en noemde eenige der voornaamste karakters die de jubilaris in den grooten tijd van het Rotterdamsch Tooneel heeft gespeeld: in De Fourchambault's, in Galeotto, Severo Torelli, Marco Praga, Jean Roule in De Slechte Herders, — stukken, waarvan men tegenwoordig zelfs de titels niet kent, maar die toch uitnemende speelstukken waren. Hij herinnerde aan T a r t a u d's klassieke rollen: in Medea, in De Roovers (Frans Moor), — aan Weldoeners der Menschheid, — en noemde uit den allerlaatsten tijd vooral zijn Reeder Bos in H e ij e rmans' ,,Op Hoop van Zegen", in welk werk mevrouw Tartaud ook zoo uitnemend de rol van Kniertje heeft gespeeld.
„Voor Rotterdam" — aldus de spreker ongeveer — „zijt gij wat Louis Bouwmeester voor Amsterdam was. Als gij morgen hier door de Kalverstraat gaat, zal misschien een enkeling u herkennen. Maar in Rotterdam zijt gij eene persoonlijkheid, een figuur, een karakter. En als ge daar over straat gaat, zegt elkeen — tot zelfs de straatjongen : daar gaat Tartaud,. . . zooals bij B o u w m e e s t e r's leven, als hij hier te Amsterdam uit wandelen ging, elkeen omkeek en zei: daar gaat Bouwmeester...!
Spreker sprak er zijn leedwezen voor uit, dat mevrouw Tartaud dezen avond hier niet aanwezig kon zijn : zij speelt te Nijmegen. Op haar advies heeft de kommissie, die in korten tijd nog een aardig bedrag aan hulde-bijdragen heeft bijeengekregen, een gouden schakelketting gekocht bij het gouden potlood, dat de Rotterdamsche vrienden den jubilaris de vorige week te Rotterdam hebben geschonken.
En daar de bloemen van den krans, dien de kommissie als herinnering aan dezen avond den jubilaris overhandigde, evenals al de bloemen van dezen avond, zullen vergaan, — bood zij hem, mede namens vrienden en bewonderaars, nog een fraai geaquarelleerd bloemstuk aan, ontsproten aan het talent van de Haagsche schilderes mevrouw Van W^ a n i n g S t e v e 1 s, — benevens een album, waarin de handteekeningen der schenkers.
Daarna trad de heer Louis Saalborn naar voren, om hulde te brengen namens de sociétaires en de geëngageerde artiesten van het Nieuwe Nederlandsch Tooneel. Hij noemde het een eer voor het gezelschap, dat de heer Tartaud zijn gouden jubileum in hun midden had willen vieren en hij sprak zijne bewondering uit voor al de grooten, waarmede hij als Rotterdamsch artiest had samengewerkt. „Hoe langer men aan het tooneel is en hoe meer men die oude generatie ziet spelen, des te meer waardeert men hun spel," zeide spreker. En Tartaud schetsende als een artiest, voor wien hij bewondering had, zeide
hij : „Gij zijt een acteur, die dadelijk tot het hart gaat van het publiek. Dat is eene gave, die wij jongeren ons nog eigen moeten maken." Namens alle leden van het gezelschap bood hij den jubilaris een zeer fraai marmeren beeld aan, voorstellende Nathan de Wijze, waarbij hij den wensch uitsprak dat de heer Tartaud zich thuis Nathan's wijsheid zou willen herinneren.
Als derde spreker trad de heer LouisdeVries naar voren, die een krans aanbood namens de directie van Het Schouwtooneel (directeuren A. v a n d e r Horst en Jan Musch), en die ook namens zichzelven een krans overhandigde, met woorden van waardeering, herinnerende aan zijn Rotterdamschen tijd, en met den wensch, dat de heer Tartaud het volgend jaar weer een eigen Rotterdamsch gezelschap zal hebben gevormd, zooals hij zoo vele jaren had gehad.
De heer Albert van Dalsum bracht een krans met de wenschen der artiesten van het Vereenigd Tooneel. Hij herinnerde aan het jaar dat hij te Rotterdam met den heer Tartaud had samen gespeeld en sprak zijne bewondering uit voor diens gaven.
Vervolgens kwam de rector van Unitas Studiosorum, de heer Kramer, en de praeses van het Studententooneel, de heer K o t h e, hunne gelukwenschen aanbieden, vergezeld van een krans. De heer Kramer zeide Rotterdam wel een beetje te benijden, want al hebben wij te Amsterdam ook het Concertgebouw, het Rijksmuseum en het grootste
aantal draaiorgels, — wij missen toch het genoegen een acteur als Tartaud geregeld te zien. Echter, daar de tooneelspeler ook veel reist in de provincie, hebben de studenten in hun vacanties, en later als zij zijn afgestudeerd, toch wèl gelegenheid de acteurs te leeren kennen. En zoo dankte hij ook Tartaud voor alles wat hij aan kunst zijnen landgenooten bood.
En tóen kwam het traditioneele jubileum-vers van den heer Lionvan Lier met den dichter zelf naar voren, om het den heer Tartaud voor te lezen en toe te wenschen. „Want", zei de heer Van Lier, „als ik niet zélf kom, wordt het wel eens weggemoffeld." Hij kende Tartaud vanaf zijn eerste optreden : ook onder deVanLier's had de jubilaris gespeeld.
Mevrouw Sophie de Vries bracht bloemen namens de zusters en den broer van den jubilaris, en namens haar vader, den nestor Louis B. J. Moor; de heer Elias van Praag reikte bloemen namens Jaap van der Poll, Tartaud's vriend, wiens afwezigheid hij zeer betreurde. Ook was er een leêren handkoffer, — geschenk van een bewonderaar,