Vijf-en-vijftigste jaargang.
1 April 1898.
CAEOILIA.
ALGEMEEN MUZIKAAL TIJDSCHRIFT VAN NEDERLAND.
Redacteur: Mr. H. VIO TT A te 's-Gravenhage.
De uitgave geschiedt op den 1»'<"> en 15de" van iedere maand bij JHAHTIXIIS rVIJHOFF te 's-Gravenhage, aan wien men alle stukken, de redactie en de uitgave betreffende, gelieve te adresseer en. Prijs f 6.—, fr. p. p. f 6.60 per jaar.
Inhoud : Over het dirigeeren, door mr. EL Viotta. Brieven uit België, door dr. P. — Brieven uit Rome, door H. J. Biegelaar. — Opera- en conceriberichten ('s-Gravenhage , Amsterdam , Rotterdam , Arnhem , Nijmegen).— Binnenlandsche berichten.— Buitenlandsch nieuws. — Advertentiën.
Over het dirigeeren
door Mr. H. VIOTTA. I.
„Ueber das Dirigiren", — zoo luidt de titel van een beroemd opstel van Richard Wagner, waarin de schrijver zich ten doel stelt te wijzen op de fouten, waaraan zij, die met de leiding van een orkest belast zijn, zich schuldig maken bij de voordracht der werken van de klassieke meesters.
In hoeverre is "Wagner's artikel nog van toepassing op de orkestdirecteuren van onzen tijd ?
Dit willen wij in de volgende regelen onderzoeken. Toen Wagner genoemde brochure schreef, liet de uitvoering van de klassieke orkestmuziek in Duitschland en daarbuiten nog veel te wenschen over. De orkesten waren lang niet zoo goed samengesteld als tegenwoordig, en ook de directie liet dikwijls veel te wenschen over.
In het Gewandhaus te Leipzig, dat destijds een der beste Duitsche orkesten bezat, leefde de traditie van Mendelssohn, die deze concerten vroeger gedirigeerd had, nog voort. Een kenmerk van zijne directie was, dat alle tempi zeer snel genomen werden, hetgeen aan de uitvoering van sommige orkestwerken een bijzonderen glans verleende, maar aan andere, bepaaldelijk aan de Symphonieën van Beethoven, niet ten goede kwam.
Wagner nu toonde aan de hand van deze Symphonieën aan, dat zij door die snelle tempi veel te lijden hadden, en dat vooral in die werken, waarin een streven naar het dramatische niet te loochenen viel, zooals in de Eroïca en de Negende, de bedoeling van den componist ten eenenmale miskend werd, wanneer de verschillende afdeelingen er van, zooals gebruikelijk was, van het begin tot het einde in hetzelfde tempo gespeeld werden. Het eerste Allegro van de Eroïca en van de Negende o. a. vereischen, wanneer zij geheel in des meesters geest voorgedragen zullen worden, de elasticiteit van het tempo, d. w. z. dat niet een en hetzelfde tempo de geheele afdeeling beheerscht, maar dat het, naarmate
de aard en bewerking der thema's het verlangen, nu en dan onmerkbaar gewijzigd, m. a. w. nu iets sneller dan iets langzamer genomen wordt.
Voor wie eenig begrip van de kunst van dirigeeren heeft, is het van groot belang, het door notenvoorbeelden gestaafde betoog van Wagner in genoemde brochure na te gaan. Toch kan men bij het lezen er van soms de opmerking niet onderdrukken, dat het in één opzicht te betreuren is, dat Wagner zijne overtuiging in deze heeft openbaar gemaakt; want wat is het gevolg geweest ? Dat ieder orkest-directeur, die zijne regelen dienaangaande gelezen heeft en „modern" wil wezen, bij zijne leiding der klassieke muziek gebruik meent te moeten maken van de elasticiteit van het tempo, zonder te begrijpen, dat alleen een geniaal en in alle opzichten kundig dirigent er met goed gevolg partij van trekken kan.
Hetgeen Wagner in zijne brochure „Ueber das Dirigiren" opschreef waren persoonlijke ervaringen, opgedaan bij het dirigeeren der werken van de klassieke meesters. Zoo had hij opgemerkt, dat de strijkinstrumenten der door hem gedirigeerde orkesten niet bij machte waren, de orgel¬
punt van het thema der 5e Symphonie
gelijkmatig sterk en lang uit te houden, en hij concludeerde daaruit tot de onvoldoende techniek dier instrumenten. Hij toonde aan, dat de altviolen gebrekkig waren (men bedenke, dat hij in het jaar 1869 zijne brochure schreef!) en dat de musici door slechte leiding bedorven waren en alle gevoel voor goede voordracht verloren hadden, zooals hem o. a. bleek bij het instudeeren van het Menuet van Beethoven's achtste symphonie, dat zij gewoon waren in het tempo van een Scherzo te spelen, niettegenstaande Beethoven er met niet te miskennen duidelijkheid boven geschreven had : Tempo di Minuetto, welk tempo uitsluitend past voor het karakter van het stuk.
Bij het dirigeeren van de negende symphonie was het hem opgevallen, van welk groot nadeel het voor de instrumentatie van dit werk was geweest, dat Beethoven de ventiel-hoorns en -trompetten niet gekend had, zoodat hij zich bij het aanwenden van de sterkst klinkende instrumenten van het orkest moest bepalen tot de natuurtonen, die vaak een anti-melodische beteekenis hebben. Op een paar plaatsen der symphonie, waarin dit euvel hem was voorgekomen bijzonder storend te zijn, had hij bij de door hem gedirigeerde uitvoering ventielinstrumenten gebruikt, die in staat waren de melodische passage, waarvan Beethoven slechts enkele noten had aangestipt, in haar geheel te laten uitvoeren.