164

de chefs der exploitatie en den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken moeten dienen om voeling te houden met de denkbeelden en belangen van het publiek in zake de tarieven, en zij zouden er toe moeten bijdragen om ze zoo te regelen, dat zij de wenschelijke uitbreiding van handel- en nijverheid zoo veel mogelijk in de hand werken.

Weerkundige waarnemingen te Utrecht, 8 uur voormiddag.

Barometer- w. fl Windkracht, Tempera- I Gevallen

DATUM. stand in ri„cS„'„ volgens de tuur, graden I regen in

ml ncarang. Jri_& goh Celsius j mM.

24 April 1891. 765.1 ÏT. 1 8 0

25 „ „ 764.1 2J\W. 0 7 0

26 „ „ — — — — —

27 „ „ 759.5 ïf.N.O. 0 10 0

28 „ „ 749.2 O. 1 11 0

29 „ „ 756.7 W.Z.W. 0 10 3

30 „ „ 755.1 Z.Z.W. 4 13 0

Rivierberichten

Waterhoogten, in Meters -+- A.P. 8 uur voormiddag.

! \

Keulen. xnimo Wester- Maas-

1891. 7 uur Lobith. ï„„ " voort. tricht Venlo. Grave.

'sm. =en- nem' (zelfr.pl. (brug).

25 April 38.55 11.76 9.40 9.40 9.93 42.83 10.94 7.14

26 „ 38.49 11.63 9.25 9.27 9.80 42.83 10.72 6.98

27 „ 38.43 11.52 9.13 9.18 9.69 42.66 10.72 6.84

28 „ 38.36 11.41 9.03 9.10 9.61 42.63 10.60 6.65

29 „ 38.33 11.33 8.95 9.03 9.54 42.78 10.47 6.60

30 „ 38.33 11.28 8.88 8.99 9.48 42.77 10.52 6.55 1 Mei 38.21 11.25 8.84 8.96 9.47 42.68 10.52 6.55

Nul der oude schaal.

Laagste stand bij open water te Keulen en te Maastricht, met daarmede overeenkomende standen. . . .

Standen overeenkomende met 1.50 M. + peil te Keulen . . Gem. zomerst. (1 Mei tot 1 N"ov.)188l—90.

Merk III. (Verbod van stoomvaart). . .

Hoogste stand bij open water

35.85

36.85

37.35 38.66 43.65

45.36

13.91

9.37

9.79 11.25 15.70 16.68

Nijm.

6.22

6.87

7.60 8.72 12.62 13.50

6.95

7.51

9.00 12.71

13.28

Westervoort

zelfr. Ibra

_p.s

8.02

8.38 9.53

7.37

7.87

8.21 9.38

13.92|13.57

Men zie verder „De Ingenieur1' 1891, ÏTo. 1.

Maastricht

42.20

41.70

42.87

8.85

10.13

46.95118.33

4.85

4.85

6.04

11.26

BINNEN- EN BUITENLANDSCHE BERICHTEN.

Op 22 April 11. overleed te Namen in den ouderdom van 76 jaren de heer Albert Fassiaux, secretaris-generaal van het ministerie der spoorwegen, posterijen en telegraaf in België. De overledene had een zeer werkzaam aandeel in het tot stand komen van het eerste spoorwegcongres in 1885 te Brussel gehouden, en fungeerde sedert dien tijd als voorzitter van de internationale commissie voor alle daarop gevolgde spoorwegcongressen. Door zijn minzaamheid wist hij zich de algemeene hoogachting en vriendschap der congresleden te verwerven.

Door den Minister van Marine is eene commissie samengesteld, bestaande uit de heeren Jansen, hoofdingenieur, chef der afdeeling materieel ; Tadema, inspecteur van den stoomvaartdienst en Huart, ambtenaar bij het Departement, ten einde nieuwe bepalingen te ontwerpen op den aanbouw van schepen voor 's Rijks dienst.

De hoofdingenieur J. W. IJzerman, chef van den dienst der Staatsspoorwegen ter Sumatra's Westkust, heeft een verkenningstocht door Midden-Sumatra ondernomen, ten einde een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid en wenschelijkheid van den aanleg van een spoorweg van het Ombiliën-kolenveld naar de Oostkust van Sumatra.

Bij deze gelegenheid is de opzichter van Raalten door inlanders overvallen en vermoord geworden.

De Gemeenteraad van Rotterdam heeft in zijne zitting van 23 April jl. een nader voorstel omtrent de electrische verlichting en het nemen van een proef met electriciteit als beweegkracht voor havenkranen aangenomen en' besloten:

1°. Burg. en Weths., met intrekking der machtiging verleend bij besluit van 23 October 1.1. (zie n°. 44, jaargang 1890, blz. 413) te machtigen om aan fabrikanten plannen en prijsopgaven te doen vragen voor eene electrische installatie voldoende aan de volgende hoofdpunten : een centraalstation tot opwekking van electriciteit, vereischt voor de beweging van kranen op den Linker Maasoever en voor de verlichting met gelijk gerichte stroomen ; geleidingen van het centraalstation naar accumulatoren-stations; distributie van daar uit naar de plaatsen waaide kracht moet werken; gelegenheid tot uitbreiding;

2°. een crediet te verleenen van f 12,000 voor het aanschaffen van een door electriciteit beweegbare kraan, zoodanig ingericht dat zij, ingeval een ander stelsel van beweging mocht worden aangenomen, ook daarvoor bruikbaar te maken zij;

3°. Burg. en Weths. te machtigen, de door den directeur-generaal der Exploitatie-maatschappij gestelde voorwaarden voor het verschaffen der vereischte electriciteit aan te nemen, en om dan met die kraan eene proef te nemen ;

4°. Burg en Weths. uit te noodigen te zijner tijd den Raad verslag omtrent die proef en nadere voorstellen te doen.

De » Vereeniging tot behartiging van de stoomvaartbelangen in Nederland" heeft onlangs een adres aan de Tweede Kamer der StatenGeneraal gericht, waarbij zij opkomt tegen het behoud van de tollen op Rijkswaterwegen in het gewijzigd Ontwerp van Wet, regelende de hefiing voor gebruik van wegen, vaarten, havens enz., welks onderhoud door den Staat bekostigd wordt.

In dit adres komt de Vereeniging op tegen de bewering in de Memorie van Antwoord neergelegd, dat matige heffing voor het gebruik van land- en waterwegen weinig belemmerend is en doet opmerken, dat eene groote reden voor de opheffing van de nog bestaande watertollen in de ongelijkmatigheid dier heffingen gelegen is. De waterwegen naar zee en alle groote rivieren en stroomen van ons land zijn vrij; daarentegen zijn enkele vaarwaters en kanalen, waarbij de kleine binnenlandsche scheepvaart met allerlei bezwaren te kampen heeft, met heffingen belast.

Acht men het noodzakelijk, dat de scheepvaart als concurreerend, doch tevens als voedend element ten opzichte van de spoorwegen zal blijven bestaan, dan dient men haar, evenals de spoorwegen, van tal van rechten te ontheffen. De scheepvaart vraagt geen bescherming ot vaststelling van minimumtarieven, maar uitsluitend gelijkstelling.

Een ander argument in de Memorie van Antwoord, dat er bij opheffing der tollen op rijkswateren veel ongelijkheid zoude ontstaan tusschen rijkskanalen en die van sommige provinciën en maatschappijen, acht de Vereeniging niet van groot gewicht. Juist die opheffing van de tollen op de rijkswaterwegen, zal de scheepvaart in het algemeen doen vermeerderen en daarmede ook de toestand van de particuliere waterwegen kunnen verbeteren. Daarom ook meent de Vereeniging in tegenstelling met de Regeering, dat geheele afschaffing der tollen niet het gevolg zal hebben, dat men geene nieuwe waterwegen meer aanlegt, maar dat juist omgekeerd de levensvatbaarheid van waterwegen zal worden verhoogd. De ondervinding toch leert, dat terwijl op de vrije waterwegen het verkeer steeds toeneemt, het op de belaste waterwegen van jaar tot jaar sterk achteruitgaat.

Verder wordt er in het adres op gewezen, dat men in Italië en Frankrijk is voorgegaan om de waterwegen van alle lasten te ontheffen en dat bijvoorbeeld daarna in Frankrijk in den tijd van 1881 — 1889, eene vermeerdering van 50 procent van het verkeer op de waterwegen kon worden geconstateerd. Ook wordt op den voorgrond gesteld, dat de som, die door het Rijk aan tollen wordt geïnd, na opheffing van de kanaalgelden op het Noordzeekanaal de som van f 242,000 wel niet zal overschrijden, en wordt betoogd, dat zulk eene voor het algemeen betrekkelijk geringe som niet de scheepvaart mag vernietigen. De scheepvaart toch is in Nederland een belangrijke tak van bedrijf; de waarde der binnenlandsche vloot kan op niet minder dan honderd millioen gulden worden geschat. Al het materiaal wordt binnenslands vervaardigd en onderhouden, en verschaft aan tal van ondernemingen en menschen een bestaan. Gelijkstelling, die de scheepvaart in den strijd om het bestaan vraagt, zal dus niet enkel haar, maar de geheele volkswelvaart ten goede komen.

Gedeputeerde Staten van Utrecht hebben eene aanschrijving gericht tot de gemeentebesturen, met verzoek hun te willen doen toekomen :

1°. eene opgave van de oorspronkelijke titels, krachtens welke de in iedere gemeente ten laste van de scheepvaart eventueel bestaande watertollen thans geheven worden ;

2°. voor het geval de tarieven gewijzigd mochten zijn, eene opgave van de titels, waarbij die wijzigingen zijn tot stand gekomen en, zoo de betrekkelijke concessiën geregeld verlengd mocht worden, mededeeling van de titels, waarbij dit het laatst geschiedde en tot hoe lang;

3°. een gewaarmerkt afschrift of een afdruk van de thans geldende tarieven, waarna die heffingen geschieden, en

4°. zoo in de tarieven, in de laatste 20 jaren, wijzigingen mochten zijn gebracht, eene opgave dier wijzigingen met vermelding der gronden, waarop die zijn tot stand gekomen.