6e Jaargang.
DE INGENIEUR.
Orgaan
159
1891. - Jfc18
VEREENIGING VAN BURGERLIJKE INGENIEURS.
ffiiüM Enwiifl aai ie teclmiek n de (Bcomie van owleri Werken ei Nijverüeifl.
Prijs per Jaargang:
Franco per post.
Voor Nederland / 8 —
Voor het Buitenland wet vooruitbetaling ... - 10.50 Voor leden der Vereeniging van Burgerlijke Ingenieurs
worden bovenstaande prijzen met ƒ 2.— verminderd. Men abonneert zich voor een jaargang. Over het bedrag der abonnementen in Nederland
wordt halfjaarlijks door de Administratie beschikt. Afzonderlijke nummers 20 cents. — Bewijsnummers
.10 cents.
Verschijnt eiken Zaterdag.
Abonnementen, stukken en mededeelingen, boeken brochures, enz. te richten aan de Redactie: Laan van Meerdervoort 7a, te 's-Gravenhage.
Advertentiên uiterlijk Vrijdags 12 ure des voormiddags intezenden aan de Administratie: Gebb. Belini-ante, voorh.: A. D. Schinkel, Paveljoensgracht No. 19, te 's-Gravenhage.
's-Gravenhage, 2 Mei.
ƒ 0.25
Prijs der Aflvertentiën:
Per regel
Groote letters naar plaatsruimte.
Abonnementen volgens afzonderlijke overeenkomst.
Bij eene eerste plaatsing van annonces voor Aanbestedingen is de prijs per regel ƒ0.15; bij eene tweede en meerdere plaatsing van dezelfde annonce ƒ 0.10.
Bij abonnement op Advertentiên wordt het blad gratis toegezonden.
Verantw. waarnd. Redacteur: L. E. Asser, Civ.-Ing., 's-Gravenhage.
INHOUD.
Opleiding en positie der Civiel-Ingenieurs. — Telephoon-Exploitatie in Nederland. — Indische Spoorwegpolitiek. — Weerkundige waarnemingen. — Kivieiberichten. — Binnen en Buitenlandsche Berichten. — Benoemingen en verplaatsingen. — Open Betrekkingen.
Opleiding en positie der Civiel-Ingenieurs.
*an eenige beschouwingen over de opleiding en positie
ir uei civiei-mgemeurs m JNederiand, moge eene beknopte ff schets voorafgaan van de plaats, die door de ingenieurs
"-^—"-w in net openbaar en maatschappelijk leven wordt ingenomen in eenige andere landen, waarvan de invloed ook op de algemeene geschiedenis der beschaving van ons vaderland niet ontkend kan worden, met name in Frankrijk, Engeland en Duitschland.
Wat in de eerste plaats Frankrijk betreft, mag zeker aan de meening van een man als W. von Nördltng, die na zijne wetenschappelijke opleiding aan de Ecole des Ponts et Chaussées genoten te hebben, eene hooge plaats in de Fransche ingenieurswereld wist te veroveren en toch Oostenrijker is gebleven, eene bijzondere waarde worden toegekend, en zijn oordeel althans onafhankelijk van nationale vooringenomenheid worden geacht.
v. _ Nördling ziet het bijzondere kenmerk van de gunstige positie, door de Fransche technici ingenomen in de volstrekte afwezigheid van het dualisme tusschen techniek en administratie, waardoor aan den ingenieur een volkomen ijsvrij vaarwater zooals hij het noemt, wordt overgelaten (1). Dientengevolge' wordt het recht van volkomen vrije beweging op economisch
6^'™ UU,JJ nrcuwm atui uu rranscne ingenieurs Detwist, ]a dit gebied werd zelfs, om het zoo te noemen, het traditioneele terrein, waarvan de verdediging aan hen werd toevertrouwd. De ingenieurs zijn de bewakers der «TJtilité publique» geworden.
De Fransche Staatsingenieurs zijn dan ook hun eigen rechtsgeleerde adviseurs ten opzichte van alle rechtsvragen die op hun dienst betrekking hebben: verschillen rnet aannemers, vraagstukken betreffende waterrecht enz., of juister gezegd, zij zijn de rechtsgeleerde adviseurs der Regeering en het programma der lessen van de Ecole des Ponts et Chaussées omvat dan ook een uitgebreide cursus over administratief recht.
Hierin ligt tevens de verklaring van het opmerkelijke verschijnsel, dat in de officieele Annales des Ponts et Chaussées behalve onderwerpen van technisch-wetenschappelijken aard, steeds verschillende Decreeten en Rechterlijke uitspraken voorkomen.
Op de vraag, hoe het mogelijk is, dat op het toch reeds zoo uitgebreide gebied van kennis voor den ingenieur, nog plaats kan overblijven voor aangelegenheden van rechterlijken aard,
(1) v. Nördling: Die Stellung der Techniker im staatlichen und socialen Leben. Vortrag im Öster. Ingenieur- und Architecten-Verein, gehalten aro 20en Marz 1880.
antwoordt v. Nördling, dat de geheele wetgeving en de bevoegdheden der verschillende Staatsmachten in Frankrijk op bijzonder eenvoudige wijze zijn geregeld, terwijl tevens het aantal rechtsgeleerde vraagstukken, waarvan de oplossing van den ingenieur wordt verlangd, toch betrekkelijk beperkt is.
Ten gevolge van den overwegenden invloed die mathesis en exacte natuurwetenschappen op hunne opleiding uitoefenen, zijn, naar hij beweert, de Fransche ingenieurs vijanden van uitzonderingen, zij worden als min of meer absoluut in hunne meeningen beschouwd.
Ten gevolge van de intensieve volkomenheid hunner macht, dulden de Staatsingenieurs zeer moeilijk tegenspraak; zij zijn min of meer «entiers» — teruggetrokken, misschien ook eenigszins verwend, want het dilettantisme waagt zich in Frankrijk slechts uiterst bedeesd op technisch gebied.
Door de zekerheid die hunne positie als Rijksambtenaren medebrengt, hebben zij zich een trouw blijven aan overtuiging, eene vrijmoedigheid van taal tot gewoonte gemaakt, die men in dezelfde mate misschien slechts bij de onafzetbare rechters terugvindt. Uit hun esprit-de-corps en de strenge discipline, die het corps op zijne leden uitoefent, is hunne volstrekte eerlijkheid ontstaan ; deelneming aan zaken komt niet voor, percenten van uitgevoerde werken — eene gewoonte, die het beroep, voor zoover
bekend is, in Engeland en Rusland en tot op zekere hoogte ook bij de Fransche architecten medebrengt — nemen zij niet aan. Het hiërarchisch gevoel heeft zonder nadeel voor den kameraadschappelijken geest eene hoogte bereikt, die elders onbekend is, ja bijna onbegrijpelijk mag geacht worden. Conferenties over dienstaangelegenheden, tusschen verschillende takken, bijv. spoorwegen en scheepvaart of wegen, vinden slechts plaats tusschen' ambtenaren van gelijken rang; nooit zal een ingenieur en chef met een ingenieur ordinaire confereeren.
Hoewel het bovenstaande in de eerste plaats op de Fransche Rijksingenieurs betrekking heeft, geldt het toch ook in meer of mindere mate voor de ingenieurs, die buiten den dienst van den Staat werkzaam zijn. i
Als een bewijs van de hooge positie die de Fransche ingenieurs in het openbare leven van hun vaderland innemen, zegt v. Nördling :
«Het meest sprekend bewijs daarvoor is wel, dat tijdens Thiers president der Republiek was, een ingenieur Minister van Binnenlandsche Zaken was en dat thans (1880) niet slechts de Minister van Openbare Werken, doch ook de Minister van Buitenlandsche Zaken, zoowel als de President-Minister, ingenieurs zijn».
En zich verder tot zijne Oostenrijksche collega's wendende, voegt hij hier aan toe:
«Indien gij M. H. een ander land kent, waar ingenieurs zulke hooge betrekkingen bekleeden, dan zullen wij ook daarvan spreken. Tot nu toe ken ik alleen Frankrijk» (1).
(1) Het kon den heer v. Nördling in 1880 natuurlijk niet bekend zijn dat wij thans in Nederland voor de eerste maal een Delftsch civiel-ingenieur aan het hoofd van het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid zouden zien en evenmin dat gelijktijdig een ander ingenieur, de heer Carnot, president van de Fransche Republiek
zoude zijn.
De Vereeniging m Burgerlijke Ingenieurs stelt zien in geenen ileele verantwoordelijk voor ie denktieetóen in de onderscneidene Bijdragen ontwikkeld of toegelicnt.