Marineblad

het Duitsche militairisme, zooals men zich dit voorstelde: „We know now as clearly as we knew before we were ourselves engaged, that we are not the enemies of the German people and that they are not our enemies. They are themselves in the hands of the same sinister power that has now at last stretched its ugly talons out and drawn blood from us", zeide President Wilson in zijn „flag day speech" (14 Juni 1917) en deze gedachte werd steeds weer naar voren gebracht en verspreid, niet het minst in Duitschland zelf42). (Wel zeer ironisch is het noodlot met deze leuzen omgesprongen, wanneer men nauwelijks 20 jaar later op een dergelijke frazelogie terugblikt). Men kan slechts gissen, welke leus zou worden gekozen voor ner geval de leiders van het Amerikaansche volk de propaganda voor een oorlog in Oost-Azië zouden aanvangen!

Het tweede punt, waarom bestudeering van de Amerikaansche oorlogsleiding voor ons van belang is, betreft zekere overeenkomsten in eigenschappen en bestuur. Wij doelen hier niet op het individualistische karakter, dat beide volken kenmerkt, doch meer op een opmerkelijke aversie tegen militaire macht. Sedert de stichting der Vereenigde Staten van Noord Amerika is men steeds beducht geweest voor „generaais-regeeringen" en revoluties, welke op de ontwikkeling der Zuid-Amerikaansche republieken zulk een fatalen invloed hadden. Men herinnert zich de bezwaren, die het congres maakte tegen de invoering van den vlagofficiersrang voor de Marine en de uitlating van een der senatoren: „They want to be Admirals now, they will like to be Dukes next". Elke directe invloed van beroepsofficieren op de politiek wordt steeds in den kiem gesmoord; te populaire militaire figuren worden onmiddellijk tot hun „normale proporties" teruggedrongen (o.a. door hen bij pensionneering, in rang terug te stellen). Het officierscorps wordt naar verhouding slecht betaald en met militaire onderscheidingen is men uiterst karig. In hoofdzaak met de bedoeling, hen voor de binnenlandsche politiek ongevaarlijk te houden, heeft dit streven tot direct gevolg, dat ook in een groot buitenlandsch conflict de militaire macht zeer ondergeschikt is aan de politieke leiding der militaire departementen, aan den president en aan het congres. (Zag men in 1914—'18 niet dezelfde tendenz in ons vaderland?). De hieruit voortspruitende gevaren zijn in Amerika niet minder groot dan bij ons, en bij een conflict overzee bedreigen zij van nature meer nog de zeestrategie, dan de activiteit van het leger.

Tenslotte stelt in wezen een actie in ver-afgelegen koloniën de-

42) The intimate papers of Colonel House, Hoofdstuk V, deel III.

762