Marineblad

plotseling in 1932, kort na zijn benoeming tot Chief of Naval Operations).

Het Queenstown-commando omvatte de Iersche Zee tot en met de Scillys, Milford Haven, North Channel en de wateren rond Ierland met Queenstown als basis en Bereshaven als hulpbasis.

Behalve de 35 Amerikaansche jagers had Admiral Bayly nog een geheele vloot leen-materieel onder zijn bevelen. De lichte kruiser „Adventure" was vlaggeschip. 13 Sloops van de „flower class", tientallen trawlers, drifters, mijnenvegers, zeesleepbooten, motorpatrouillebooten en een wisselend aantal ,,Q-ships". In Bereshaven lag het moederschip „Vulcan" en een flottille onderzeebooten (onder commando van captain Nasmith, bekend van de Dardanellen-expeditie) en eveneens talrijk hulpmaterieel. Alles bij elkaar een 170 schepen van twee nationaliteiten, verschillend in klasse, leeftijd en oorspronkelijke bestemming, die hun plicht deden in een der meest stormachtige kustgebieden en in den open Oceaan.

Admiral Bayly hield van reclame en Queenstown lag zóóver van het centrum, dat het werk van het Queenstown-commando veel minder de belangstelling trok dan b.v. de „Dover Patrol". Doch wanneer een Dover Patrol-man als Capt. Evans zegt: „I had quite made up my mind that the Dover-Patrol did more sea-time and running than in any other command. However I take off my hat to the Queenstown ships", dan kunnen wij hen gerust eveneens een eeresaluut brengen.

De uiterst moeilijke politieke situatie in Ierland maakte het commando ook al niet gemakkelijker. De houding van een groot deel der bevolking, werd steeds meer vijandig. Aanvankelijk hoopten de „Sinn Feiners", dat de vele oorspronkelijk Iersche leden onder de Amerikaansche bemanningen, hun sympathiek gezind zouden zijn, doch dit bleek alras een volkomen misrekening. Na talrijke conflicten en beleedigingen moest het bezoek aan de stad Cork geheel verboden worden voor Engelsche en Amerikaansche bemanningen, zeer tot schade van den plaatselijken handel. Doch Bayly hield niet van halve maatregelen en bleef doof voor de verzoeken van de plaatselijke en gewestelijke autoriteiten van Cork, zoolang deze geen absolute veiligheid van zijn menschen kon garandeeren.

De recreatie van de bemanningen werd dus een extra moeilijk probleem; door de stichting van cantines, dank zij giften van Amerikaansche zakenlieden in Londen, met bioscopen en wekelijksche uitvoeringen kwam men echter een heel eind.

Wanneer men ondanks deze zware handicaps niet dan lof leest over den algemeenen geest van samenwerking tusschen Amerikanen

748