Marineblad

„Flensburg" nam nu de bemanning van „Kleisz" over, voordat dit schip naar de diepte verdween.

„Ludendorf" had op het hooren der explosies terstond een lichtboei geworpen om den mijnenvegers eenige leiding te kunnen geven en was ten spoedigste met de beide o.z.-booten op 2000 meter van de versperring bij de lichtboei ten anker gekomen.

De beide alleen-varende groepen hadden getracht de versperring te ontgaan door over B.B. weg te draaien. Hierbij raakten de „Rheinfels" en „Anneliese" op de mijnen en zonken onmiddelijk, zonder dat men de bemanning kon redden.

De overige schepen kwamen ten anker.

Kort na middernacht stiet de „Flensburg" bij het zwaaien, tengevolge van het kenteren van het getij op een mijn en zonk met de bemanning en eenige geredden der andere schepen. De torpedoboot, die tengevolge van de vele mijnexplosies lek geslagen was, moest naar Helgoland terug. Bij dag worden lichtten de „Breckeswalde" en „Weddigen" het anker. De „Weddigen" raakte daarbij een mijn en zonk binnen anderhalve minuut. De „Breckeswalde" redde een gedeelte der bemanning en ging weer ten anker. De Halbflottillechef, die intusschen op de „Prof. Pagels" was overgegaan, moest nu in verband met den sterken stroom en de toenemende zee, order geven om het redden van drenkelingen te staken.

Op den achtermiddag van 3 Februari kwamen twee linieschepen met eenige A-booten om de overblijvende schepen uit hun benarde positie te bevrijden. Wegens den dichten nevel gelukte dit niet. Denzelfden avond om 22.00 stiet de „Breckeswalde" bij het zwaaien op een mijn en zonk met de geheele bemanning en 25 geredden der andere schepen. Op den voormiddag van 4 Februari konden de beide overblijvende schepen zich eindelijk uit de versperring losmaken, nog vóórdat de intusschen aangekomen Vle Minenraumdivision behoefde in te grijpen.

Van de 9 voorstoomende trawlers waren er dus 7 gezonken. Van de 3 gezonken booten van de Hilfsminensuch-Halbflottille werden 31 man vermist en van de 4 booten der verscherfde rotten de geheele bemanningen. De U-booten waren safe, omdat zij in staat waren geweest en ruimte genoeg hadden om op zoo'n afstand achter de breede formatie der mijnenvegers mee te stoomen. dat zij zonder gevaar voor zich zelf op tegenkoers hadden kunnen gaan en ankeren.

Het tragische bij dit geval was wel, dat men hier te doen had met een Duitsche versperring. In Mei 1917 was in dezelfde versperring de „U 59" verloren gegaan, toen deze boot onder soortgelijke omstandigheden door een geleide van slechts twee visschersschepen

172